De taxi stopt voor een vervallen appartementenblok in een buitenwijk van Cairo. Sherin (16) en Amal (12) Sherif stappen uit. ‘Hier wonen we nu,’ zegt Sherin terwijl ze naar de ingang van het gebouw loopt. Links en rechts staan met stof overdekte struiken en palmbomen, op de grond dwarrelen plastic zakken, verbleekte verpakkingen van zeeppoeder en oude kranten. We gaan naar de tweede verdieping. Een buurman gekleed in galabieja – een lang gewaad – passeert in het trappenhuis. Moeder Altaf (36) doet de deur open. Ze is zenuwachtig. ‘Eigenlijk wil ik niet dat je hier komt,’ zegt ze. ‘De buren zien alles. Mijn man mag niet weten dat we met jou praten. Ik wil niet nog meer problemen hebben.’ Sinds een maand wonen Altaf, Sherin, Amal en baby Mohammed in het schamele appartement. Op de grond liggen een paar mottige kleden, langs de muur staat een verschoten bloemetjesbank. ‘We hebben dit huis gemeubileerd gehuurd. Ik doe er verder niets aan,’ zegt Altaf. De twee dochters zitten...