Carel Peeters over Oek de Jong, Don DeLillo en Jonathan Franzen naar aanleiding van De Jongs essay ‘Wat alleen de roman kan zeggen’. Over de kracht en vitaliteit van de roman in tijden dat mensen steeds meer iets anders doen dan lezen.

Twintig jaar geleden vatte de Amerikaanse schrijver Don DeLillo in The Paris Review in één zin samen wat de positie van literatuur in het begin van de eenentwintigste eeuw was: ‘Alles in onze cultuur werkt tegen de roman’.

Het was een bondige constatering. Dat je er van opkijkt heeft te maken met het woord ‘werkt’. Onze cultuur zou dus min of meer actief bezig zijn de roman tegen te werken. We weten allemaal waarover het dan gaat, want het is een bijna smoezelig geworden rijtje schuldigen: dat gebeurt door de televisie, de games, de films, de video, Facebook, internet, Twitter en You Tube. Deze verleidelijke vruchten van de beeldcultuur slokken de meeste aandacht op en houden mensen af van het lezen.

Twee jaar later, in 1995,...