Ik had altijd al iets met koken. Het eerste dat ik ’s middags deed, als ik op mijn vijftiende stoned van school kwam, was Ready Steady Cook kijken op de BBC. Voor de rest was ik een vrij normale tiener: ik wilde een dure gitaar, cowboylaarzen en rockster worden. Ik ging na het gymnasium netjes geschiedenis studeren. Maar toch, ik hield mijn opties open.

Tot ik Kitchen Confidential las – de autobiografie van Anthony Bourdain, chefkok en ex-heroïnejunk uit de onderbuik van New York. Bourdain schreef uiterst geestig over zijn eerste chef die met de bruid in het washok belandde (de reden dat hij zelf chef wilde worden), over cocaïne snuiven van de werkbank door ongekookte penne-pasta en verwierf daarmee instant cultheldstatus. Ik kon mijn haar afknippen en mijn gitaar aan de wilgen hangen. Als je heel veel rood vlees at, kon je ook rockster worden.

Dat is natuurlijk allemaal aangedikte romantiek. Maar Bourdain heeft sinds dat boek wel mijn droombaan. Hij reist de hele wereld over...