Ik heb thuis een heel bijzonder snoepje liggen. Ik laat het graag aan mensen proeven, maar ik heb er maar één van. Dus spoel ik het af en wikkel ik het terug in het papiertje. Het is een beetje een vies verhaal, maar het is een heel bijzonder snoepje.

Het is zo’n ouderwets zuigsnoepje, een pastille. Hij is lichtgroen. De bedoeling is dat je je neus dichtgeknepen houdt terwijl je het snoepje in je mond stopt. Dan vraag ik: wat proef je nu? De meeste proefpersonen zeggen eerst zoet of suiker. Dat klopt. Vervolgens zeggen ze soms appel of meloen. Dat denken ze te proeven door die lichtgroene kleur. Dan mogen ze de neus loslaten. Een fractie van een seconde later staan ze met grote ogen te kijken. Hun mond heeft zich zojuist gevuld met de onmiskenbaar sterke smaak van kruidnagel.

‘Niet zo lekker, hè,’ zeg ik dan. ‘Spuug maar uit.’ Vervolgens maak ik dankbaar gebruik van de totale verwarring en was ik vlug onopgemerkt dat snoepje af om het weer terug te leggen.

Smaak gaat...