in Bunnik smelten drie jonge mannen in witte jassen en blauwe haarnetjes elke week zo’n driehonderd kilo boter. Ze maken ghee, Indiase geklaarde boter.

Ze hebben een stukje schuur gehuurd op het erf van een appelboer die in het haardhout zit. Terwijl buiten hele boomstammen met een hydraulische kliefmachine in vieren gespleten worden, plakken de mannen drie keer per week handmatig hun ‘Ghee Easy’ labeltjes op zo’n 450 weckpotjes.
In de hoek staat een grote ketel met zachtjes borrelende boter. Als alle eiwitschuim eraf geschept is, gieten ze het vloeibare vet door een kaasdoek in zo’n ouderwetse voetbalkantinekoffiekan, met een kraantje onderaan. Daaruit tappen ze telkens twee geëmailleerde melkkannetjes. En daarmee schenken ze weckpotjes vol. Die potjes staan als damstenen opgesteld op een ruitpatroon dat de mannen met watervaste stift op de tafels hebben getrokken. Zo hebben de potjes genoeg ruimte om snel af te koelen. Een ventilator helpt daarbij.
Voor de productie...