De Tweede Kamer debatteert komende week over de uitbreiding van de missie van de F’16’s naar Syrië. De vraag die nauwelijks wordt gesteld is wát er precies wordt gebombardeerd en of er burgerslachtoffers vallen. Defensie geeft geen openheid, want dat zou radicalisering hier kunnen aanwakkeren. Niet slim.

Al sinds oktober 2015 bombarderen Nederlandse F-16’s doelen van Islamitische Staat (IS) in Irak. Wat opvalt is dat er over die bombardementen ongelofelijk weinig bekend is. De afgelopen vier maanden werden 1700 missies uitgevoerd, waarbij 1300 keer ‘een wapen is gebruikt’ volgens Defensie. Maar waar die bommen zijn neergekomen? Of doelen zijn geraakt? Of er doden of gewonden zijn gevallen? We weten het niet.

Defensie verstuurt weliswaar wekelijks rapporten over de bombardementen, maar daarin staan geen data of locaties. In het meest recente rapport – van de week van 25 tot 31 januari – staat dat ‘ongeveer tien missies’  zijn uitgevoerd, waarbij ‘doelen’ werden gebombardeerd. Nadere informatie ontbreekt. Bij ‘andere missies’ (welke andere missies?) zouden gevechtsposities, militaire middelen en strategische doelen van de terreurorganisatie IS zijn aangevallen. Bedoelt Defensie hiermee dat de vliegtuigen vaker zijn ingezet? Dat blijft onduidelijk. Nederland stelt zich op het standpunt dat tot nu toe bij de bombardementen bij twee incidenten mogelijk burgerslachtoffers zijn gevallen. Of dat klopt, is niet te verifiëren.

Nu deze week in de Kamer wordt besproken of de missie van Irak naar Syrië moet worden uitgebreid, roepen journalisten van onderzoekscollectief Airwars op tot meer openheid. Zij doen onderzoek naar burgerslachtoffers van bombardementen door de internationale Coalitie in Syrië en Irak. ‘Nederland is het Barhrein van Europa,’ zegt Chris Woods van Airwars. ‘Bahrein geeft helemaal geen informatie over haar luchtoperaties, Nederland zit daar niet ver vanaf.’ Hij betwijfelt of Defensie wel helemaal transparant is over het aantal burgerslachtoffers. Volgens Airwars viel er tijdens de Afghanistan-oorlog bij elke 11 luchtaanvallen gemiddeld 1 burgerslachtoffer. Nu kun je die berekening niet een op een loslaten op de Nederlandse bombardementen, maar dat er nooit iets is misgegaan lijkt statistisch onwaarschijnlijk. Airwars heeft het ministerie van Defensie herhaaldelijk gevraagd om meer informatie. ‘We willen weten waar de vier Nederlandse F-16’s in Irak bombarderen en of daar burgerslachtoffers bij zijn gevallen. Steeds kregen we als antwoord dat dit soort informatie vertrouwelijk is en dat grotere openheid de vijand in de kaart kan spelen,’ zegt Woods.

Ik vind dat het de democratische plicht van landen is om haar bevolking te informeren, om verantwoording af te leggen, ook als het een keer mis gaat.

Elke lidstaat heeft binnen de coalitie zo haar eigen beleid als het gaat om openheid, en mag zelf bepalen hoe ver ze daar in gaat. De verantwoordelijkheid, oftewel the liability, ligt dan ook niet bij de aanvoerder van de coalitie, de Verenigde Staten, maar bij de lidstaten zelf. Bahrein bungelt dus helemaal onderaan, terwijl de VS relatief wat opener zijn dan Nederland. Dagelijks geven zij data vrij over hun operaties. Daarbij geven ze (af en toe) precieze locaties. Ook laten ze onderzoek doen naar burgerslachtoffers en maken daar (summier) melding van. Kampioen openheid is Canada, het land van de links-liberale premier Justin Trudeau. Op het moment dat de zes Canadese vliegtuigen bombardementen uitvoeren, meldt het Canadese leger dat zonder enige terughoudendheid. ’Dat is een voorbeeld van hoe het zou moeten,’ zegt Woods van Airwars. ‘Ik vind dat het de democratische plicht van landen is om haar bevolking te informeren, om verantwoording af te leggen, ook als het een keer mis gaat.’ Maar dat lijkt in deze fase van de war on terror een wel heel idealistisch standpunt. Geheimzinnigheid en geslotenheid voeren de boventoon, ook in Nederland. Canada zal overigens binnenkort haar gevechtsvliegtuigen terugtrekken. Het land wil zich meer gaan richten op het trainen van Koerdische grondtroepen en het verlenen van humanitaire steun.

Bron: Airwars

In islamitische kringen in Nederland wordt getwijfeld aan het nut van de bombardementen. De Nederlandse regering probeert die angst weg te nemen: in de vorige week naar de Tweede Kamer gestuurde ‘artikel 100’-brief, die de basis vormt voor het debat dat gevoerd zal gaan worden over de inzet in Syrië, wordt benadrukt dat de kans op onschuldige slachtoffers zo veel mogelijk wordt geminimaliseerd. Doelwitten zouden vooral in Oost-Syrië worden gezocht, en de bombardementen zijn bedoeld om de aanvoerroutes van IS te verstoren. Mogelijke doelen worden volgens de brief ‘langdurig en zorgvuldig’ geobserveerd. Dat is misschien mogelijk bij gebouwen of wegen, maar dat ligt anders bij een andere taak die de Nederlanders op zich gaan nemen: die van close air support, het ondersteunen van loyale troepen op de grond. Dan gaat het vaak om ad hoc situaties en is er veel minder tijd om te observeren.

Wat opvalt is dat Nederland verder niet uitsluit dat ook in stedelijke gebieden gebombardeerd gaan worden, met de zogenaamde small diameter bombs. Naast de VS is Nederland het enige land binnen de coalitie dat over zulke bommen beschikt, waarmee in ‘bebouwd gebied IS doelen kunnen worden uitgeschakeld met minimale risico’s op nevenschade’. Zulke operaties worden alleen na zorgvuldige afweging in gang gezet. ‘Als men niet zeker is van zijn zaak dan, worden dichtbevolkte gebieden vermeden.’

De crux van het succes van de luchtaanvallen zit ‘m in de betrouwbaarheid van de informatie uit het veld. Met goede intel over de vijand kan je de juiste doelen raken. En juist die informatie is de zwakke schakel in Syrië (en ook in Irak). Een klein land als Nederland heeft geen eigen bronnen op de grond, en de Nederlandse generaals die de operaties moeten goedkeuren, baseren zich bij hun afwegingen dan ook op informatie die afkomstig is van de andere coalitiepartners (vooral van de Verenigde Staten). Maar hoe betrouwbaar is die informatie? In de regeringsbrief wordt daaraan geen enkel moment getwijfeld. Maar is dat wel terecht? Weet Nederland wel wat ze bombardeert, en waarom?

‘No boots on the ground’

Allereerst zijn de VS oorlogsmoe, president Obama verzekerde zijn bevolking dat er geen boots on the ground komen. Een ‘Iraq-style war’ was uitgesloten, zo verzekerde hij. Zo’n grote groep troepen in Syrie of Irak zou volgens de president niet helpen, en een ‘mistake’ zijn. Gevolg: de VS kiezen voor een lucht-oorlog zonder dat ze dus ogen en oren op de grond hebben. En dat heeft nu al geleid tot grote onrust binnen het Amerikaanse veiligheidsapparaat.Juist omdat er zo weinig directe informatie uit het oorlogsgebied komt, lijkt er ruimte te ontstaan om de voortgang van de oorlog te verdraaien. Vijftig analisten, die werken bij het Central Command van het Amerikaanse leger, dienden in juli vorig jaar een klacht in omdat ze vonden dat hun rapporten over de voortgang van de oorlog tegen IS en het aan Al Qaeda gelieerde Al Nusra rooskleuriger werden gemaakt dan ze in werkelijkheid zijn. Ze hebben intussen een officiële klacht ingediend bij de inspecteur-generaal van het Pentagon.

Hoe weet de VS dan waar zij en haar tien bondgenoten wél hun hellfire-raketten en andere bommen op kunnen gooien? Bij gebrek aan eigen mensen op de grond werken de Amerikanen in de twee landen vooral samen met het Iraakse veiligheidsapparaat, met Koerdische peshmerga’s.  Zo worden Forward Air Controllers opgeleid: manschappen die in vijandelijk gebied GPS-apparatuur plaatsen waardoor piloten van Coalitie-vliegtuigen weten wat ze moeten bombarderen. Ook werken de Amerikanen samen met de geheime diensten van Saoedi Arabië, Israël, Pakistan en Jordanië – die allemaal weer hun eigen netwerken hebben, maar vooral ook hun eigen belangen.

Er is een groep van vijftig special forces op de grond die opereert vanuit Iraaks Koerdistan, maar die hebben een uitdrukkelijk verbod gekregen om met Koerdische gevechtseenheden of met bevriende Syrische groepen naar het front te trekken. Maar kan je de Koerden vertrouwen? Ze zijn al jaren bondgenoot van de Amerikanen, maar streven naar onafhankelijkheid. De Koerden zien IS als de vijand, net zo zeer als het instabiele regime in Bagdad, dat voor de VS juist weer een bondgenoot is.

Voormalig CIA-medewerker Patrick Skinner heeft jarenlange ervaring met counter-terrorisme-operaties in het Midden Oosten en is nu werkzaam is bij The Soufan Group: een denktank op het gebied van strategic intelligence. ‘Het is extreem moeilijk om operaties uit te voeren zonder mensen op de grond die zijn getraind en uitgerust om gerichte luchtaanvallen te ondersteunen,’ zegt hij tegen Vrij Nederland. Hij stelt wel dat de coalitie voorzichter is dan de Russen in hun operaties, dat ze zo zeker mogelijk willen zijn van hun doelen. ‘Maar dan nog kunnen bij luchtaanvallen onschuldige mensen omkomen, zeker in de stedelijke gebieden (waar Nederland ook wil gaan bombarderen – HEB, BD) heb je heel beperkte toegang.’

Vriendjespolitiek

Volgens Skinner is het grote probleem bij het selecteren van doelen dat de mensen die de informatie uit het veld moeten leveren allemaal zo hun eigen belangen hebben. Syrië – ook nog een tribale samenleving, net als Irak – kent honderden verschillende groepen, die snel van alliantie verschuiven. Dan is het lastig om bondgenoten te vinden. ‘Dat zag je keer op keer in Afghanistan, waar lokale partijen informatie aanleverden die moest leiden tot aanvallen op hun tribale tegenstanders. In Syrië en Irak zullen de coalitietroepen er alles aan doen om met zoveel concurrerende groepen te voorkomen dat ze worden misleid.’

Het is een erkend probleem: als je zelf niet op de grond aanwezig bent, ben je afhankelijk van anderen, en die zijn niet altijd even betrouwbaar.

Door de afhankelijkheid van al deze verschillende bronnen is de kans op ongelukken groter. Op 30 april 2015 ging het vreselijk mis, zo meldde Airwars, toen de Koerden informatie verschaften voor een doelwit. In het dorpje Ber Mahli kwamen maar liefst 64 burgers om het leven, waaronder 33 kinderen en 19 vrouwen. Het Syrian Observatory for Human Rights sprak van een ‘massaslachting’. Het dodental was volgens ooggetuigen zo hoog omdat burgers na een coalitiebombardement uit hun schuilplaatsen waren gekomen om de gewonden bij te staan en de schade op te nemen, en werden verrast door een herhaalde aanval. Het Amerikaanse centraal commando liet aanvankelijk weten dat er geen slachtoffers waren gevallen, op basis van de informatie van Koerdische eenheden. Later herzagen de Amerikanen hun standpunt, en stelden dat er twee burgerslachtoffers waren gevallen. Het was de eerste keer sinds het begin van de bombardementen dat Centcom moest toegeven dat er burgers waren omgekomen. De Nederlands-Syrische onderzoekster en voormalig BBC-journalist Kinda Haddad van Airwars toonde zich in een televisie-interview uitermate kritisch: ‘Uit dit incident blijkt zonneklaar dat de informatie die wordt gebruikt bij een operatie niet altijd klopt.’ Haddad verwees naar Canada, dat maar weinig bombardeert. Niet omdat ze ‘watjes’ zijn, maar omdat dit land inziet dat het moeilijk is om de doelen te bepalen door de complexe situatie op de grond. ‘Je ziet dat een land als Canada zeer voorzichtig is. Ze hebben maar aan één enkele operatie meegedaan omdat het zo moeilijk was om zekerheid te krijgen over de doelen die moesten worden aangevallen. Het is een erkend probleem: als je zelf niet op de grond aanwezig bent, ben je afhankelijk van anderen, en die zijn niet altijd even betrouwbaar.’

Onlangs besloot Obama een tweede groep van vijftig special forces uit te zenden, waarbij het ‘no boots on the ground’-principe werd verlaten, nu de militairen voor speciale operaties Syrië in mogen. Ook zullen ze worden ingezet voor het vergaren van inlichtingen. Het is een nieuwe poging om meer betrouwbare informatie te verkrijgen in de strijd tegen IS. Vergeleken met Afghanistan, waar de Amerikanen jarenlang duizenden mensen hadden die informatie verzamelden, blijft het een beperkte inzet. ‘Omdat er geen Amerikaanse presentie is in het oorlogstheater,’ concludeerde het vaktijdschrift Military Times, ‘worstelt de VS met het beantwoorden van basale vragen als het gaat om het verzamelen van informatie, waaronder die over de militaire kracht van IS. De Amerikaanse bombardementen zijn er toe nu toe dan ook niet in geslaagd de het kalifaat te ontmantelen.’ Ook heeft de VS een poging gedaan om 5000 Syriers te trainen, maar dit liep uit op een fiasco. Een investering van 500 miljoen leverde maar een handvol strijders op. De rest werd gedood, ontvoerd of liep over.

In Syrië en Irak neemt de coalitie steeds meer haar toevlucht tot technische hulpmiddelen. In IS-gebied vliegen dag en nacht drones rond, worden beelden gemaakt met behulp van satellieten en worden telefoons van strijders afgeluisterd. Aanwezigheid in het veld is dan niet nodig. ‘Al die informatie helpt in ieder geval om de doelen beter te selecteren,’  zegt Skinner. ‘Maar feit blijft dat nu IS-strijders zich in de steden hebben verschanst, het bijna onmogelijk wordt om onschuldige mensen niet te raken.’

Volgens de onderzoekers van Airwars zijn er sinds het begin van de luchtoperaties in Irak en Syrië in september 2014 in totaal 880 mensen omgekomen. Centcom, het centrale commando van het Amerikaanse leger, stelt dat het om niet meer dan 21 burgers hebben gedood. Uit een gelekt document dat onderzoekers van Airwars in handen kregen blijkt dat zij maar heel beperkt onderzoek doen naar burgerslachtoffers door de VS. Bij meldingen willen ze al binnen 24 of 48 uur duidelijk hebben wat er is gebeurd. Als de informatie tegenstrijdig blijkt, dan wordt die terzijde gelegd. ‘Als onderzoeker weet ik dat bewijzen en nadere informatie vaak wat later komen,’ zei Airwars-medewerker Kinda Haddad in september van dit jaar tegen de Australische televisie. ‘Vooral als het gaat om door IS beheerste gebieden is het niet makkelijk om mensen te vinden die kunnen helpen met het vergaren van informatie over burgerslachtoffers.’ Plaatselijke mensenrechtenorganisaties als het Syrische Violations Documentation Center, geeft 2011 dagelijks de namen vrij van Syriërs die omgekomen zijn door ‘warplane shelling’, wat elk bombarderend vliegtuig kan zijn dat in het Syrische luchtruim vliegt, ook dat van de Russen, en ook de vliegtuigen van President Assad, die nog steeds de meeste burgerslachtoffers maakt volgens Syrische mensenrechtenorganisaties.

Geen Parijs in Amsterdam

De reden dat Nederland tot nu toe weinig informatie vrijgeeft over haar bombardementen in Irak (en dat ook zal blijven doen als de operatie wordt uitgebreid naar Syrië) is niet alleen ingegeven door het idee dat daarmee IS in de kaart wordt gespeeld maar ook om te voorkomen dat in Nederland aanslagen worden gepleegd door jihadistische cellen. ’De Amerikanen zijn opener over hun luchtaanvallen omdat ze de effectiviteit van hun campagne willen aantonen,’ zegt Matthew Henman van het militaire tijdschrift Janes. ‘Bij jullie bestaat grote zorg over de binnenlandse veiligheid en wil men voorkomen dat er aanleiding voor aanslagen zoals in Parijs ontstaat.’ In de artikel 100-brief stelt de regering dat bombardementen in Syrië de kans op aanslagen in Nederland groter maken. ‘De deelneming van Nederland aan luchtaanvallen op IS in Syrië zou het profiel van Nederland onder jihadisten, en daarmee de dreiging tegen Nederland en Nederlandse belangen in het buitenland kunnen verhogen.’ De bombardementen zouden bij hen die in Nederland tot de jihadistische beweging behoren ‘heftige reacties kunnen oproepen’. Ook zouden ronselaars en (ex)-strijders de luchtaanvallen kunnen uitbuiten door ‘gevoelens van frustratie aan te wakkeren en personen over te halen zich van de Nederlandse samenleving af te keren.’ En dat zou dan weer tot aanslagen kunnen leiden of tot nieuwe jihadisten die naar Irak en Syrië afreizen.

Maar is de ingezette lijn wel verstandig? Wél bombarderen en geen informatie verstrekken zal de woede en frustratie in islamitische kringen in Nederland juist eerder doen toe dan afnemen, voorspelt Khalil Aitblal, consultant op het gebied van radicalisering die verschillende Amsterdamse stadsdelen de afgelopen tijd adviseerde over dit onderwerp. ‘IS wrijft met smacht in haar handen bij deze propaganda-mogelijkheid,’ zegt hij. ‘Mensen kijken naar videofilmpjes, zien dagelijks beelden van platgebombardeerde scholen en huizen, zien burgerslachtoffers. Bewijs maar eens dat IS het bij het verkeerde eind heeft. Het is de politiek die op mijn kosten de trekker over haalt. Daar wil ik dan wel een bonnetje van zien.’ Aitblal noemt het een ‘vicieuze cirkel’ waarin we met zijn allen aan het belanden zijn: meer aanslagen in Europa, meer gruwelijkheden in Syrië, meer coalitie-bommen, waarop weer mensen radicaliseren, veel geheimzinnigheid en daardoor veel mogelijkheden voor IS om propaganda te bedrijven, waardoor er weer meer aanslagen komen.

Reactie van het ministerie van Defensie: ‘ISIS moet bestreden worden. ISIS heeft zich laten kennen als een opponent die niet terugdeinst, geduchte tegenstand biedt, haar strategie en tactieken gedurende de strijd permanent aanpast, over een internationaal netwerk beschikt en gebruik maakt van moderne middelen waaronder het internet. Door openbaarmaking van informatie kan de veiligheid geschaad worden. De bestrijding van ISIS doen we met een grote coalitie van landen. Centcom (VS) heeft de leiding over deze operatie en maakt namens de coalitie informatie beschikbaar. Individuele landen maken een eigen afweging over hun inzet. Informatie over specifieke aanvallen of doelen, in dit geval Nederland, vergroot risico’s en gevaar voor de Nederlandse militairen en de Nederlandse samenleving (nationale veiligheid). Dat moet worden voorkomen.’

Airwars

Airwars volgt sinds de augustus 2014, toen de operaties begonnen, de ontwikkelingen in de oorlog tegen Islamitische Staat op de voet. Waar mogelijk onderzoeken ze ook de gevolgen van de bombardementen door de Coalitie als het gaat om burgerslachtoffers. De informatie van de coalitie en van het Russische leger worden afgezet tegen berichten over doden en gewonden. Airwars is opgezet door een groep Britse journalisten en wordt geleid door voormalig BBC- en Panorama-verslaggever Chris Woods. Andere medewerkers waren verbonden aan aan onder meer Vice en Al Jazeera. De Nederlands-Britse Kinda Haddad werkte ook eerder bij de BBC.

In onderstaande video, vanaf 20 minuten, legt Bette Dam uit waarom het zo moeilijk is om intel te verzamelen in een tribal society in a civil war situation.