Feuilleton

Betty zit op het bed. Ze klemt haar telefoon tegen haar oor. ‘Anna?’

‘Wat fluister je? Waar zit je?’

‘Bij David.’

‘Hebben jullie nou gepráát?’

‘Nee. Luister. David is een peul.’

Gelukkig is er niets veranderd, had Betty gedacht terwijl ze zich naar Davids woonboot had gespoed. Ze was met de kerst weliswaar van zijn zijde geweken door thuis te blijven terwijl hij moest optreden, en hij had in zijn paniek en kwaadheid nare dingen gezegd, maar ze hadden besloten dat het weer goed was en nu had hij haar gewoon weer nodig. Uitpraten was onzin, al dat gepraat waar Anna in gelooft – ze wilde niet weten hoe hij het er daar in Parijs had afgebracht, ze hadden elkaar gewoon een maand niet gezien en alles ging gewoon weer zoals het altijd was gegaan. Davids oplopende zenuwen voor een pianorecital. Zijn telefoontje als hij die zenuwen niet meer de baas kan. Haar rol als de bezweerster van zijn angsten, mascotte, muze. Het optreden, waar ook nu weer niets op aan te merken was –...