Feuilleton

Jonge sla, denkt Betty. Dat zou ik moeten serveren. Ze staat in de keuken. Op de radio vraagt een presentatrice aan een gast: ‘Van wie was u, van Komrij of Kopland?’ Het lijkt verdomme wel oorlog. Betty tracht zich de tekst van ‘Jonge sla’ te herinneren, ooit op school uit het hoofd geleerd. Maar het is te lang geleden. Het lukt nog wel met die andere Kopland-evergreen, die ze mooier vindt: Ga nu maar liggen liefste in de tuin, / de lege plekken in het hoge gras, ik heb / altijd gewild dat ik dat was, een lege / plek voor iemand, om te blijven.

Maar al snel verdrijft een andere gedachte die aan de dode dichters: Hoe krijgt Nigella toch die perfecte grillruitjes op haar aubergineplakken? Voor de derde keer schraapt ze de verkoolde resten uit haar grillpan. Elke plak wordt of een droge schoenzool met rare strepen, of een pruttig kliekje dat zich hardnekkig met alle moleculen aan de hete pan vastzuigt. Het kan gewoon niet dat een normaal mens zoiets produceert als op de...