Feuilleton

Vier jonge meisjes met vermoeid haar staan buiten te roken. Hun blik onverschillig, hun Engelse conversatie spaarzaam, hun opstelling een fort. Au pairs, heeft Betty meteen gezien. Ze horen duidelijk niet bij de moeders die hier binnen staan, elkaar routineus begroeten (‘Haai!’ en een luchtkus) en praten over onbekende mensen en zaken (‘Is Jeanine nou nog ziek?’ ‘Sammy kan wel mee met Sophie vandaag.’ ‘Ga jij nog naar bikram yoga?’ ‘Nee, ik moet naar een tienminutengesprek.’ ‘Erg, hè, van Huib en Anja.’ ‘Vooral voor Anja.’).

In de kleedruimte van het cultureel wijkcentrum staat Betty tussen de moeders te wachten tot het balletklasje van Vlinder klaar is met, zo te zien, de choreografie van een Amsterdamse Wallen-kroeg vol dronken Engelse toeristen, gedanst op een discoversie van het Zwanenmeer. De kinderen rennen gillend door elkaar heen, de armpjes klassiek geheven. Een sprietig meisje deelt een volleerde linkse directe uit aan het enige...