Feuilleton

Fuck. O, fuck. O, fuck. O, fuck. Betty ziet haar knokkels wit worden. Het zweet gutst langs haar rug. Ze weet ineens weer waarom ze nooit haar autorijbewijs heeft gehaald: die reusachtige, onbestemde angst om anderen te treffen in een groot, fataal ongeluk, veroorzaakt door iets wat ze niet in de hand heeft – iets groter dan zijzelf, een machine, een drang. Dezelfde combinatie van macht en onmacht die ze altijd heeft gevoeld voor een loket van de bank of het postkantoor (god zij geprezen voor pinautomaten) – de angst dat ze ineens zal roepen: ‘Handen omhoog of ik schiet.’

En dan zit ze nog niet eens in een auto, maar op een lege bakfiets. Wie heeft toch bedacht dat een bakfiets het ideale middel is om kinderen in te vervoeren? Ik kan mezelf er niet eens op vervoeren.

Ze ontwijkt ternauwernood de stoeprand en zwenkt tegen een andere stoeprand. Achter haar toetert een auto. Rustig. Als een mantra herhaalt Betty wat ze net nog snel op internet heeft gelezen: bij het...