De onlangs met de Constantijn Huygens Prijs bekroonde schrijver Atte Jongstra heeft een grote voorkeur voor absurde kennis. Dat blijkt ook uit zijn nieuwe boek Het fluïde tijdperk, maar daarin is het hem toch ook ernst.

Atte Jongstra wilde oorspronkelijk kapitein op een groot vrachtschip worden. De wilde vaart. Hij had een abonnement op het zeevaartblad De blauwe wimpel en las boeken als de Scheepsmaat Woeltje-trilogie en Met Pieter Pikmans het zeegat uit. Toch vond de jonge Atte dat de zee stonk en had hij een hekel aan het strand. Van zwemmen moest hij ook niets hebben. Desondanks vulde hij op zijn vijftiende het wervingsformulier in voor de Koninklijke Marine. Wat hem weerhield op die weg voort te gaan was de man die op een zaterdagochtend bij zijn ouders op de koffie kwam om de werving te effectueren. Dit had hem te veel van ronselen.

Je kunt wel zeggen dat Jongstra vanaf het begin een platonische verhouding heeft gehad met water: ook het lezen over de avonturen van Pieter...