Anneke Brassinga kreeg onlangs wel de P.C. Hooft-prijs voor poëzie uitgereikt, maar haar poëzie is eigenlijk niet te isoleren van haar beschouwend proza, zoals beoefend in Hartsvanger, Hapschaar, Het zere been, Bloeiend puin en het zojuist verschenen Grondstoffen.

Dat Anneke Brassinga haar nieuwe bundel essays Grondstoffen opdraagt aan de herinnering van maar liefst vijf mensen wil zeggen dat zij geen moeite heeft met schatplichtigheid. Zij kreeg dit jaar de P.C.Hooft-prijs voor poëzie omdat ze door de jaren heen (ze debuteerde in 1987) is ‘bemoedigd’ door K.L. Poll, Hugo Verdaasdonk, Rudy Kousbroek, Jacq Vogelaar en Erik Menkveld. Schatplichtigheid en bewondering zitten in de nervatuur van Brassinga’s verhouding tot het schrijven en de literatuur. Zinnen van andere dichters schemeren regelmatig door haar eigen gedichten en dat wordt ook altijd punctueel verantwoord. Als vertaalster lijft ze al de schrijvers die haar bevallen in, ze vereenzelvigt zich tot op zekere...