09-05-2009
Door Juliette Berkhout

Begin jaren tachtig. Op de filmset liep een jongeman rond met een gezicht als een donderwolk, een baard van vier dagen en een lange, zware jas van het soort waarin doemdenkende jongens in die dagen roerloos stonden te kijken naar optredens van Joy Division in Paradiso. Hij was erg aanwezig, maar niet als het moest. De hele dag brulde de regisseur: ‘Bril! Waar hang je nou weer uit!’ Figurantes van deze eindexamenfilm vochten om elk flintertje aandacht van die regisseur, een blonde slijmbal die op Willem Ruis leek. Ik was ook figurante. Maar ik viel, op afstand, als een blok voor die woest aantrekkelijke chagrijn. En ik wist ook waar hij uithing. In een donker hoekje stond Bril, wanneer het maar kon, te zoenen met het meisje van de continuïteit. Haar polaroidcamera, die moest registreren of een sigaret tijdens verschillende takes van een scène wel even ver was opgebrand, hing aan haar schouder en verdween bij elke lange zoen onder zijn jas.

Tien...