Dichter Rogi Wieg is gisteren op 52-jarige leeftijd overleden. Zijn ernstige depressies veroorzaakten ondraaglijk geestelijk lijden, waardoor hem euthanasie werd toegestaan. In 2012 interviewden we zijn vrouw Abys Kovács over leven met zijn depressies. ‘De ziekte is een zware rugzak.’

‘Rogi was zestien jaar geleden in Boedapest op uitnodiging van een schrijverscongres. Hij was vierendertig, een talentvolle Nederlandse dichter van Hongaars-joodse afkomst, ik was twintig en student Nederlands. Het was liefde op het eerste gezicht, maar ik was conservatief opgevoed en hij had al een andere relatie, dus er gebeurde niets. Een paar jaar later kreeg ik een studiebeurs in Leiden, ik belde Rogi die inmiddels single was. We hadden een paar gelukkige weken totdat ik naar Hongarije terug moest omdat mijn moeder ziek werd. Onlangs hoorde ik pas waarom hij het contact toen verbrak. Hij belde me, maar ik was niet thuis en mijn moeder – doodziek – nam de telefoon op. Zij vroeg hem om mij los te laten, zij voelde dat er iets mis was met hem en wilde mij beschermen. Rogi dacht: ik houd van dat meisje, maar haar stervende moeder verbiedt het, dus het kan niet.’

‘Rogi’s abrupte afscheid deed me veel pijn; ik begreep het niet want ik wist niets van dat telefoontje. Kort daarna overleed mijn moeder, ik was in één klap mijn moeder en mijn grote liefde kwijt. Aan mijn vader had ik niet zoveel, die is manisch-depressief. Hij was dominee, tijdens het communisme werden we lastiggevallen door de autoriteiten, ze hebben mijn vader kapotgemaakt. Dat Rogi net als mijn vader ook geestelijk ziek is, is geen toeval. Je kiest onbewust mensen uit in je omgeving die iets te maken hebben met je verleden of je familie. Toen ik Rogi ontmoette, zat de ziekte al in hem, al was dat nog niet voor iedereen zichtbaar.’

‘Toen ik twee jaar later in Amsterdam ging studeren, vertelde Rogi’s zus me dat hij was opgenomen in een psychiatrische inrichting. Maar ook dat hij getrouwd was en dat zijn vrouw een kind verwachtte. Ik was nu wel vlak bij Rogi, maar ik had geen contact met hem en ik besloot terug te gaan naar Hongarije. Daar werkte ik keihard, ik trouwde en mijn man, een muzikant, mishandelde me. Ik raakte mijn baan kwijt, stortte in. Ik moest mezelf als een baron van Münchhausen aan mijn haren uit het moeras trekken. Het voelde als mijn laatste kans, ik was vierendertig.’
Suïcidale gedachten zijn er niet omdat je dood wilt, maar omdat je het leven zoals het is niet kunt dragen

In oktober 2010 werd ik uitgenodigd voor een congres in Nederland en ik ontmoette Rogi weer. Hij was altijd de liefde van mijn leven gebleven, ik had het gevoel dat ik was thuisgekomen. Ik was door mijn scheiding alles kwijt: mijn huis, mijn boekenverzameling. Maar ik had Rogi en dat was voor mij genoeg. Hij is een prachtige man, hij heeft humor, is slim. Als we samen aan het werk waren – hij schrijven, ik tekenen – leek alles goed. Ik wist dat hij OCD heeft, obsessive-compulsive disorder, en dat hij manisch-depressief is. Maar ik had in Hongarije zijn boek Kameraad Scheermes niet kunnen lezen en het duurde een tijdje voor ik besefte: dit is echt niet normaal. Depressies komen niet uit de lucht vallen, bij Rogi worden ze veroorzaakt door zijn dwangneurosen, paniekaanvallen en angst. Kleine dingen werden enorm belangrijk: als ik een boek pakte en het niet precies goed terugzette, werd hij boos. Ik houd van koken, maar dat mocht ik niet. Ook niet douchen of mijn haar wassen, dat maakte hem bang. We kregen ruzie omdat hij met gokken zijn geld erdoorheen joeg – dat is onderdeel van zijn dwanggedrag in een manische periode. Ik verstoorde zijn dwanggedachten, daaruit ontstond zijn depressie.’

‘We zaten aan de grond, ik zou een stipendium krijgen om aan de VU te promoveren, maar dat ging niet door en ik vond een baantje als schoenverkoper op de markt en later bij de Thuiszorg en bij Joods Maatschappelijk Werk. Ik werkte met zieke en oude mensen en thuis lag Rogi ondertussen depressief in bed. Hij was totaal lamgeslagen, maar als ik het huis uitging, belde hij me soms wel dertig, veertig keer op een dag, om te controleren of het goed met me ging. Geleidelijk werd hij depressiever door zijn vergeefse pogingen zijn dwanggedachten te onderdrukken. Hij had suïcidale neigingen, soms wilde hij zich laten opnemen, maar op het laatst zei hij dan: ik wil toch liever bij jou blijven. Het is moeilijk te begrijpen dat iemand zo ziek en zo uitgeput kan zijn. Suïcidale gedachten zijn er niet omdat je dood wilt, maar omdat je het leven zoals het is niet kunt dragen. Het was hartstikke moeilijk voor ons allebei en in november vorig jaar besloot ik dat het beter was om niet langer samen te wonen. Hij vroeg me te blijven, maar ik zei: “Nee, ik moet gaan, jij zegt altijd dat ik je leven kapotmaak.” Niet veel later werd Rogi opgenomen in de Valeriuskliniek, waar ik hem elke dag opzocht. Dertig jaar geleden heeft de psychiater hem de eerste antidepressiva voorgeschreven en nu is hij verslaafd. Ze hebben in de kliniek geprobeerd hem te laten afkicken, voor iemand als Rogi is dat onmogelijk. Hij kreeg er ook elektroshocks, die werkten wel een beetje. Hij geldt als uitbehandeld, de artsen geven eindelijk toe dat ze het niet meer weten. Hij ging me daarna weer continu bellen, ik raakte uitgeput en ik vroeg hem: alsjeblieft, gun me een heel klein beetje stilte.’

‘We sturen elkaar soms een sms of we bellen, en we overlegden over zijn nieuwe dichtbundel. Ik heb bij Rogi’s leven het copyright gekregen van al zijn werk, omdat hij dacht: je weet niet wat er met mij gebeurt en ik vertrouw Abys. Rogi is heel goed als dichter, hij heeft een eigen stem en ik proef zijn Hongaarse achtergrond in zijn gedichten. We hebben samen met de uitgever de bundel samengesteld die net is verschenen, ik heb de illustraties gemaakt en het tweede deel is aan mij opgedragen.
Als iemand zou hebben gezegd: straks ben je zesendertig en je hebt geen kinderen, dan had ik dat niet geloofd. Ik wilde er altijd véél. We wilden allebei een kind – voor hem het tweede, hij heeft een dochtertje met wie hij tot zijn verdriet geen contact heeft – maar we beseften dat hij daar te ziek voor is. Je zoekt, vind ik, geen man omdat je een kind wilt. Je zoekt naar je wederhelft, en dat is Rogi.’

Levend begraven

‘Hij is in de eerste plaats een dichter, een schrijver, een kunstenaar – en daarna pas een zieke man. Maar hij is deze zomer vijftig geworden en langzamerhand vervaagt de grens: wat is nu zijn persoonlijkheid en waar begint precies die ziekte? Ik zie de ziekte als een loodzware rugzak, als die er niet was, zou hij een fantastische man zijn. Hij is een gentleman, ik heb nog nooit iemand ontmoet die zo goed weet wat goed is voor een vrouw. Hij is totaal niet egoïstisch, als een koning wil hij alles geven aan de vrouw die hij liefheeft. Juist daarom leed hij er zo onder dat hij mij belastte met zijn ziekte. Door die dwangneurose en die paniek en die depressie wist hij dat hij mij pijn deed. Maar hij kon het niet stoppen.’

‘We zouden het gelukkigste paar van de wereld kunnen zijn. We passen perfect bij elkaar, intellectueel en lichamelijk. Maar ik moet hem laten gaan en dat is zwaar. Als iemand doodgaat is dat ook heel erg, maar dan weet je dat het definitief is, je rouwt een tijdlang en als je in een hiernamaals gelooft, geeft dat nog een soort van hoop. Maar nu is het net alsof ik hem levend moet begraven, vanwege die ziekte die alles opvreet. Ondanks alles ben ik het leven dankbaar dat ik de kans heb gekregen om een tijdje samen te zijn met mijn grote liefde. Het voelt als een lotsbestemming dat we elkaar hebben ontmoet. Voor zijn verjaardag heb ik mijn eerste gedicht in het Nederlands geschreven. Er is een gedicht van Rogi aan mij waarin hij schrijft: Ik ben bezig voor je als / als iemand die loopt voor zijn leven. Ik heb hem in mijn gedicht geantwoord: Ik heb niets meer te bieden hier / ik bereid me voor op de eeuwige liefde.’