Afkortingen zijn ideale hokjes om mensen in te stoppen. We bestempelen individuen graag met letters. Honderdduizenden zijn dan ineens een groep: AOW’ers bijvoorbeeld, of zzp’ers. Het oordeelt lekker makkelijk, over zo’n groep.

Neem de zzp’er, de ‘zelfstandige zonder personeel’. Deze tot voor kort snel groeiende groep mensen – het zijn er meer dan 600.000 – werkt niet in loondienst, maar ‘onderneemt’. De afkorting zzp’er heeft geen wettelijke status. Fiscaal gelden wel enkele vuistregels. Zo moet een zzp’er minstens drie opdrachtgevers hebben, omdat anders van verkapt werknemerschap sprake zou kunnen zijn.

Zzp’er is in de bouw al decennia een begrip. In andere sectoren werd de afkorting eind vorige eeuw populair. Sindsdien groeide het aantal zzp’ers met tienduizenden per jaar. IT’ers, timmerlui en verpleegkundigen kozen en masse voor de vrijheid. Geen wonder, want het zzp-schap leek lucratief. De zzp’er krijgt een hoger uurtarief dan in loondienst en betaalt geen sociale premies,...