Wat als John F. Kennedy bleef leven? Onbeantwoorde vragen rond de dood van de populaire, jonge president nodigen schrijvers en televisiemakers uit om de geschiedenis in te duiken, en hem te veranderen.

Hyannis Port, Massachusettes, 2009. Oom Ted (senator Edward M. Kennedy) en zijn achterneef Joseph P. Kennedy III lopen langs de vloedlijn. De oude maakt van zijn hart geen moordkuil, hij spreekt zijn jongere clangenoot aan als ‘toekomstig president van de Verenigde Staten’. De tekstballon in de klare lijn-tekening die deze ontmoeting vereeuwigt, meldt deels in kapitalen: ‘Nee, nee, ik ben ervan overtuigd: JOSEPH P. KENNEDY III IN HET WITTE HUIS!’ Een vierde generatie Kennedy die het hoogste ambt ambieert: toekomstmuziek? De voorspelling is dat deze jonge loot in 2033 president zal worden, wie weet. Deze scène komt uit de nieuwe strip door Erik Varekamp en Mick Peet, De Kennedy Files. Oom Ted overleed in 2009, maar z’n woorden tijdens die strandwandeling snijden hout: de Bush-dynastie mist ‘de glamour, het prestige, de mythes’. De Kennedy-clan wint daarin moeiteloos.

Varekamp en Peet doken eerst in het illustere leven (van voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog) van Prins Bernhard, met veel aandacht voor zijn amorele kant en de schandalen die hem omgaven. Nu storten ze zich eigenzinnig verstrippend op een beduidend groter onderwerp: de Kennedy’s. Het eerste deel van hun strip fleuve, ‘De man die president wilde worden’, is gewijd aan de vader van JFK: de dranksmokkelaar, ondernemer, ambassadeur en virulent antisemiet Joe Kennedy. Zijn zoon John (Jack) komt nog nauwelijks in dit boek voor, maar het is duidelijk dat deze geschiedenis in de slagschaduw staat van JFK, de iconische president die de wereld beter had kunnen maken – indien hij niet door Lee Harvey Oswald was vermoord, of door een stelletje samenzweerders die zich van de zondebok Oswald bedienden.

Wat als JFK was blijven leven? Dan waren we in de hel terechtgekomen, na nucleaire oorlogen en milieurampen in een akelige apocalyptische wereld vol concentratiekampen.

Sinds zijn dood blijft het speculaties regenen over de ware dader(s). De schrijvers James Ellroy en Don DeLillo hangen de complottheorie aan, maar hun collega Stephen King gelooft in de (ballistisch onwaarschijnlijke) één-schutter-theorie: Oswald. Die visie ventileerde hij in zijn vuistdikke roman 22-11-1963, die kortgeleden tot een miniserie is bewerkt: 11.22.63. Regisseur J.J. Abrams had ermee van doen, dus we mogen niet klagen. Vooral de vrijheden ten opzichte van Kings boek zijn leuk, zo is in de slotepisode van deze miniserie het woord ‘Redrum’ op de muur geschilderd van het boekenmagazijn vanwaar Oswald zal gaan schieten. Een joekel van een verwijzing naar The Shining. Leuk en wel, maar de hoofdzaak in boek en serie is de romantische gedachte dat indien JFK was blijven leven, de wereld een hoop ellende bespaard zou zijn gebleven: van de moord op zijn broer Robert tot de vele doden in de Vietnam-oorlog. Kings held trekt er in het verleden op uit – hij kan via een portaal tijdreizen – om de moord op JFK te voorkomen. Maar het verleden wil zich niet laten veranderen, leert hij hardhandig. En: iedere verandering – hoe miniem ook – verandert ons heden. Wat zou er echt gebeurd zijn indien JFK was blijven leven? Dan waren we in de hel terechtgekomen, na nucleaire oorlogen en milieurampen in een akelige apocalyptische wereld vol concentratiekampen, maakt King duidelijk in z’n sinistere what if-profetie. Zou het? Of liever: willen we daaraan? Voor komend jaar zijn er alweer een paar boeken over JFK aangekondigd. De Kennedy’s winnen, ook  – of juist – als ze dood zijn.

Erik Varekamp en Mick Peet, De Kennedy Files: de man die president wilde worden, Scratch Books, 96 p., €16,90

11.22.63, Warner Bros., €29,99