Vandaag werd bekend dat de Italiaanse regisseur Ettore Scola dinsdag op 84-jarige leeftijd is overleden. In Nederland is hij vooral bekend vanwege zijn meesterwerk Una giornata particolare, met Sophia Loren en Marcello Mastroianni. Lees hier hoe VN die film in 1977 recenseerde: ‘geëngageerde kunst zoals ik niet eerder gezien heb.’

Toen na de oorlog linkse mensen zich op zijn minst verontschuldigden tegenover familie en vrienden als ze naar Duitsland op vakantie gingen, toen ging heel Nederland allang weer in de grootste gemoedsrust naar Italië.

Ons beeld van Italië lijkt nooit echt verstoord te zijn geweest door de periode waarin miljoenen Italianen met hartstocht het fascisme beleden en ervoor de oorlog in gingen. Het is alsof we die vorm van fascisme nooit ernstig genomen hebben – alsof het fascisme van de Italianen essentieel onschuldiger was dan dat van de Duitsers of de NSB’-ers — een operette-fascisme dat de Italianen zich een beetje hadden laten opdringen, en dat ze zich een beetje hadden laten opdringen omdat Italianen nu eenmaal zo zijn: niet zo nadenkend. Een beetje kinderlijk eigenlijk. Geen mensen die je de dingen moet blijven nadragen.

Zo bleef Italië het land van Rimini en Rome, wijn en de paus, renaissance en papparazzi, politieke demonstraties die toch altijd weer uitmondden in corrupte coalities, en seksuele verhoudingen waarin de mannen altijd het haantje zijn en de vrouwen aantrekkelijk maar onderworpen.

Wie zo denkt — en diep in mijn hart dacht ik zo, als je dat tenminste denken kunt noemen — kan niet beter doen dan zo gauw de kans zich voordoet, te gaan kijken naar de film van Ettore Scola: Una giomata particolare. Wie een meer bezonnen oordeel over Italië en het fascisme heeft, wordt de film trouwens ook aanbevolen, want behalve  onthullend is hij ook fantastisch mooi en ontroerend.

Een bijzondere dag begint als alle andere dagen: als Antonietta haar zes kinderen uit bed haalt, koffie zet, het ontbijt maakt, gaapt, haar man wekt en voor ieder van de kinderen de kledingstukken van de fascistische jeugdbeweging bij elkaar zoekt. Zwarte pakken, zwarte halsdoeken, een wit overhemd voor de dochter, maar wél met een gat erin. En het uniform van haar man, partijlid, vader, en ’s morgens om zes uur al in een slecht humeur. Het is 8 mei 1938, Hitler maakt zijn plechtige intocht in Rome. Van die intocht zullen we verder weinig zien — hij is alleen de hele dag aanwezig in het keiharde radioverslag dat van buitenaf naar binnen tettert iedere keer als Antonietta raam of deur opent van haar flat die — dat is historisch — door Mussolini werd ingewijd als prestigebouwwerk van het fascisme en geheel bewoond wordt door leden van de partij. Behalve een kleine flat op de zesde etage, waar een knappe en wat zonderlinge eenzame mijnheer, Gabriele, woont.

Tussen Antonietta — een ingetogen en subtiele rol zonder glamour van Sophia Loren — en de wereldvreemde Gabriele — een ingehouden, magistrale rol van Marcello Mastroianni — speelt zich die dag in eenheid van tijd, plaats en handeling het drama af.

Politiek en seks

Of het drama? Wat gebeurt er eigenlijk? Niets dat we niet al wisten — en tegelijk niet  echt wisten. De film gaat erover dat fascisme slecht is voor je lijf; dat je aan den lijve voelt dat fascisme slecht is wanneer je vrouw bent, of homoseksueel. De film gaat erover dat mensen die geen tegenstanders van het fascisme zijn, het vanzelf moeten worden door dat wat het fascisme ze aandoet. De film gaat erover hoe politiek en seks met elkaar te maken hebben. Niet theoretisch, in een brochure of een boek van Wilhelm
verzonnen door intellectuelen die toch al tegen het fascisme waren. Maar echt — in het gewone leven van een huisvrouw en een homoseksuele mijnheer op de zesde etage.

Het verhaal is simpel. De huisvrouw die achterblijft in het lege flatgebouw met alleen de vrouwelijke conciërge die de radio hard aan heeft en kwaadaardig gluurt als een mevrouw tegen een mijnheer praat, is niet de tuchtige die ze hoort te zijn. Ze is de slordige die het de neus uitkomt, al die lakens, de vuile kleren en de afwas, met nog een
restje koude koffie onderin de kan. En te moe om voor zich zelf nieuwe te zetten.

Maar partijlid is ze wel. Ze heeft een knipselboek met krantefoto’s van Mussolini en Hitler, en spreuken als: ‘Een man is getrouwd, vader, soldaat’, in witte inkt geschreven op de zwarte bladen van haar boek. Dat boek laat ze zien in de loop van deze dag die ze
doorbrengt met Gabriele van de zesde etage.

De ontmoeting is toevallig — een pietje dat wegvliegt, een mijnheer Gabriele wiens raam uitkomt op het balkon waar piet naartoe gefladderd is, een praatje, een kopje koffie, nog een praatje, de conciërge die aanbelt en vraagt of die mijnheer van boven misschien op bezoek is, en dat ze zich er natuurlijk niet mee wil bemoeien, maar dat die van boven tegen het fascisme is, en dat er al zoveel geroddeld wordt op de wereld, en een vrouw alleen, met een vreemde mijnheer… De conciërge vertegenwoordigt, in haar zwarte vrouwenkleren, de hele domme, vijandige buitenwereld die wel weet dat de partij
tegen die mijnheer is, maar die ook niet weet wat de partij niet in hem goedkeurt — want van de tegennatuurlijke liefde heb je misschien gehoord, maar je herkent hem niet als je haar ontmoet. Daarvoor is ook midden in Rome de wereld te effectief met kranten dichtgeplakt.

Geëmancipeerder dan welke protestactie dan ook

En ook Antonietta geeft geen blijk van herkenning. Ze wordt verliefd, mateloos verliefd op deze man die haar behandelt als een dame, die haar niet op haar achterste slaat bij wijze van opperste erotische verrukking, die er niet uitziet alsof hij vrouwen wezens vindt om met kind te schoppen, die met haar praat alsof ze een echt mens was, die de lamp repareert die al zo lang kapot is, die haar een boek leent en die kijkt in het knipselboek waarin staat dat een echte man ‘getrouwd, vader en soldaat’ is.

Hij probeert haar zo voorzichtig mogelijk te zeggen wie en wat hij is: geen ‘echte man’. Maar welke Italiaanse vrouw van de jaren dertig, getrouwd met een soldaat, heeft een antenne voor die boodschap? Zij niet. En op het dakterras waar de was te drogen hangt probeert ze tussen de lakens en de luiers hem te verleiden. Het staat er nogal simpel: ze probeert hem te verleiden, maar we moeten ons realiseren wat er werkelijk gebeurt. De vrouw die gewend is dat mannen in de liefde de leiding nemen, doet datgene wat geëmancipeerder dan welke protestactie ook: ze zegt tegen een man dat ze van hem houdt, op het gevaar af dat ze daarmee op haar gezicht valt.

Dat gebeurt. Hij wijst haar af, zegt: ‘Ik ben niet getrouwd, geen vader en geen soldaat.’ Ze wil het niet begrijpen. En als hij het duidelijker zegt speelt ze de misleide, geschoffeerde, en ze slaat hem.

Bedriegen met een geleerde vrouw

De finale, gefilmd in zachte tinten bruin, grijs en paars die een waas van gewoonheid leggen over een zo verontrustend ongewone dag, is aangrijpend van dapperheid, van beide kanten.

Hij, die vertelt hoe ze hem op zijn werk eruit gegooid hebben, ‘omdat hij niet meer tot de grote familie van de partij’ kon horen nu ze het helemaal wisten. En zij, die zegt hoe rot ze zich voelt, omdat ze geslagen heeft, omdat haar man haar commandeert als ze niet wil, omdat hij haar bedriegt, omdat hij haar bedriegt met een onderwijzeres, een geleerde vrouw dus, die hem brieven schrijft. Dat — zegt ze — is de diepste wreedheid, want ‘ik kan niet schrijven. Ik heb nauwelijks lagere school. En als iemand aan je man dan
een brief stuurt, is het alsof ze willen zeggen: jij “ignorante”, bent niets waard. Als je niet veel weet, dan hebben de mensen geen respect voor je.’ En zo is het. Zo is het van nature al, maar zo is het des te kwaadaardiger in een politiek systeem dat dat allemaal goedkeurt en aanmoedigt — de onderdrukking van mensen door elkaar, de onderdrukking van de weinig ontwikkelden, van de homoseksuelen, van de vrouwen; in naam van het gezag, de grofheid, het gebrek aan beschaving van het simplisme. Als ze hem opnieuw verleidt en hij erop ingaat om haar te troosten, dan is dat seksueel ingewikkelder dan een potje neuken, maar ook erotischer dan de ferme klap op de bil
waarmee Antonietta’s man die avond tegen haar zeggen zal: ‘Dit is een bijzondere
dag vandaag en dat vieren we. En als er een zevende van komt noemen we hem Adolf.’ Diezelfde avond staat bij hem de geheime politie voor de deur. Hij heeft erop gewacht, telefonerend met de vrienden. Politiek wijzer, volstrekt in zijn gelijk als hij zegt: ‘Die mijnheer van de zesde etage is niet tegen het fascisme; het fascisme is tegen die mijnheer van de zesde etage.’

Politiek verteld op het niveau van het gevoelsleven van twee gewone mensen, of omgedraaid: vertellen van het gewone leven van mensen op zo’n manier dat het politiek zóveel betekenis heeft — dat is geëngageerde kunst zoals ik niet eerder gezien heb.

Films van Ettore Scola zijn in Nederland zelden te zien. Zijn laatste drie, waaronder Brutti, Sporchi en Cattivi (regieprijs in Cannes, 1976), werden zelf helemaal niet naar Nederland gehaald. Dat is ontzettend jammer. In het buitenland, in Parijs onder andere, draait zijn laatste — Una giornata particolare — waarvoor Scola ook het scenario schreef samen met Ruggereo Maccari en Maurizio Contanze.

Una giornata particolare is een filmisch en politiek prachtig gemaakte variant op het bekende woord van Mussolini: ‘Het zijn de Alpenbewoners die de Alpen hebben gemaakt, en niet de Alpen die de Alpenbewoners gemaakt hebben.’