Wil niet iedereen betekenisvol werk? Nou, nee dus. Voor de meeste mensen staat werk niet op één.

Werkt u om te leven? Of leeft u voor uw werk? Voor de meeste Nederlanders geldt nog altijd vooral het eerste. Tenminste, dat zou de conclusie kunnen zijn als we kijken hoe we onze dag indelen. Door de bank genomen besteden we een kwart van onze tijd aan ‘verplichtingen’ waaronder werk (gemiddeld zes uur per etmaal). De rest gaat op aan eten en slapen (11 uur per etmaal), ontspanning (5 uur) en reistijd (1,5 uur).

Werken om te leven, dus. Max Weber noemde deze attitude ten opzichte van werk de ‘traditionalistische houding’. Niet voor niets, want Weber zag iets nieuws op doemen, iets moderners. Een eeuw geleden plaatste de grondlegger van de sociologie de traditionalistische houding tegenover de ‘geest van het kapitalisme’. Volgens ‘de geest’ is arbeid het hoogste goed. In het moderne kapitalisme werk je niet om je brood verdienen, maar om God te dienen, zo zag Weber. Werk werd roeping.

In weerwil van de trend waaruit blijkt dat we steeds minder gaan werken, is Webers ‘geest’ spring levend. De vele werkverslaafden onder ons ervaren hun werk inderdaad als ‘roeping’, zelfs al is door het overlijden van God onduidelijk wie er roept. Webers ‘geest’ regeert.

Maar waarom werken? Die vraag blijft. En zo heeft de secularisatie ruimte gemaakt voor een bruisende industrie die werk voorziet van zin. Het meest in het oog springend in dezen is het razend populaire verhaal van Simon Sinek over ‘The Why’. Waar ik ook kom, bij bedrijven, bij overheden of bij uitvoeringsorganisaties, overal gaat het nu over de waarom-vraag van deze Britse antropoloog.
Voor de meeste mensen staat werk niet op één. Gezin, huis en hobby staan motivationeel bovenaan

De kern van Sineks verhaal, al jaren een van de best bekeken talks op Ted.com, is dat succesvolle organisaties hun klanten en medewerkers motiveren tot kopen en werken door ze ‘een hoger betekenisvol doel’ voor te spiegelen. Zo verkoopt Apple geen computers, maar een ‘superieure manier van leven’; Ikea verkoopt geen wegwerpmeubels, maar ‘comfortabel wonen voor iedereen’; Rabobank geen hypotheken, maar ‘een aandeel in elkaar’.

Nu is er weinig mis met de poging om de intrinsieke motivatie van mensen aan te boren, maar de wijze waarop veel organisaties nu Sineks ‘Why’ om armen, heeft iets potsierlijks. En werken zal het niet.

Ten eerste gaat de waarom-vraag van Sinek voorbij aan het feit dat de meeste mensen werken vanuit een traditionalistische houding. Sinekianen vinden dit slecht te pruimen, want wil – diep van binnen – niet iedereen betekenisvol werk? Nou, nee dus. Voor de meeste mensen staat werk niet op één. Gezin, huis en hobby staan motivationeel bovenaan.

Ten tweede is het, ook bij mensen die hun ziel en zaligheid in hun werk leggen, niet eenvoudig ze te verenigen achter collectieve ‘betekenisvolle doelen’. Wat mij motiveert, kan u koud laten en vice versa. In grote organisaties zijn de werkzaamheden vaak zo divers dat de Sinek-adepten in de top alleen nog superabstracte overkoepelende why’s kunnen formuleren. En wiens hart springt op bij termen als ‘vooraanstaand in onderwijs’, ‘omgevingsbewuste uitvoerder’ of ‘partner in mobiliteit’? Waar vervreemding het antwoord is op de waarom-vraag is de inspiratie zoek.

Het is goed dat Sinek de waarom-vraag prominent op tafel heeft gelegd. Goed ook dat bedrijven en overheidsorganisaties deze vraag proberen te beantwoorden. Wat onbeholpen is de eendimensionale nadruk op werk. We gaan steeds minder werken en krijgen steeds meer vrije tijd. Dan voelt het, honderd jaar na Weber, toch wat retro om alleen naar het waarom te vragen in diens ‘geest van het kapitalisme’. Een andere, evenzeer economische, vraag lijkt motivationeel zeker zo relevant: waarom besteedt u uw schaarse vrije tijd zoals u doet?