Ze zijn weer terug van vakantie: de jongens van de publieke omroep. Die jongens uitnodigen die weer over andere jongens praten. Ook al zijn die jongens de zestig al gepasseerd. Of dood. Ook dat is geen enkel probleem, want dan nodigen ze gewoon een jongen uit die de vriend was van die dode jongen.

Sommige jongens hebben zelfs een paar van die dode vrienden. Dat is handig, want dan kun je ze vaker uitnodigen. Bij de herdenkingen van geboorte- en sterfdag, en het verschijnen van een biografie. Dan mogen ze aanschuiven bij het toffejongenskrentenbanket en zeggen: ik heb hem gekend. Voorwaarde is wel dat het niet zomaar een jongen betreft. Het moet een rebel zijn. Een revolutionair, een oproerkraaier. Dat is natuurlijk best wel moeilijk, als je zo op handen wordt gedragen. Een rebel hoort thuis op het schavot. Hij moet in de weg worden gezeten, anders kan hij nergens tegen rebelleren.

Er is één opperjongen. Een Amerikaan, rebel tegen wil en dank. Doodmoe wordt hij ervan. Hij wilde...