Ik neem graag lifters mee. Uit eigenbelang, want ze geven me een goed humeur. Bij de liftplaats achter de RAI speur ik de bordjes af. Ze willen bijna altijd naar het oosten, nooit naar het zuiden. Dat is jammer, want dan moet ik ze er voor Utrecht alweer uitzetten. Dus rij ik om, via Amersfoort, Arnhem, zelfs. Het is het me waard. Met hun smoezelige rugzakken tillen ze namelijk een vleug optimisme naar binnen die een zure automobilist wel kan gebruiken. Van die wereldverbeterende luim. Het komt goed, het komt heus goed. Ze bestaan: leuke tieners, twintigers die ons gaan redden. Ze worden misschien overschreeuwd door hun zelfgenoegzame generatiegenoten, maar tussen de lifters vind je ze genoeg. Gewoon, nieuwsgierige jongeren. Niet van dat blasé grut dat van bungeejumpfestijn naar diepzeeduikcursus vliegt, maar die Europa willen verkennen. Zitten jullie goed? Ze knikken. De meisjes zijn verlegen, hun vriendjes hebben krullen. Frans, Litouws, Israëlisch, maar meestal Duits. Ze...