Jarenlang heb ik hem opgezocht in zijn woonplaats Hoek van Hol­land: Frans Moor, bijgenaamd ‘de laatste arbeider binnen de PvdA’. Moor, machinebankwerker van oorsprong, hoorde bij de linkervleugel van de fractie. Hij maakte plannen voor de bestrijding van de jeugdwerkloosheid en ageerde tegen de plaatsing van kernwapens in Nederland. In 1991 gaf Moor – een opgewonden standje – zijn Kamerzetel op omdat partijleider Wim Kok op de WAO wilde bezuinigen. Kwa­de tongen beweerden dat de bevlogen vakbondsman in werkelijkheid het schoolvoorbeeld was van de calculerende burger. Hij zat veertien jaar in de Kamer, was net de vijftig gepasseerd en kon met een gerust hart van het Bin­nen­hof vertrekken. Hij had recht op wachtgeld tot aan zijn pensioen. Zelf was hij woedend dat zijn partijgenoten dat over hem rondvertelden. Moor wilde dolgraag weer aan de slag, verzekerde hij me tijdens een strandwandeling. Maar niemand zat op een lastpak als hij te wachten. Dus ging hij...