Nieuwe fictie

De oorlog was begonnen zonder dat wij van iets wisten. Wij zaten op terrassen in de zon te praten over gedichten, over de plekken op de aardbol waar wij elkaar eerder hadden ontmoet en over hoe mooi onze vriend de grootste dichter van na de oorlog twee jaar geleden hier had gelezen, maar nu was hij dood; of we sliepen in hotelkamers onze roes uit van de vorige avond, toen het weer belachelijk laat was geworden in de bar; of we lazen ergens in de stad gedichten voor in een veelheid van talen.

‘Wij’ waren dichters op een beroemd poëziefestival in de grootste havenstad van de wereld, waar je de sporen van het bombardement uit die andere oorlog, die van ons, nog overal om je heen zag als je van het hotel naar een van de voorleesplekken of een restaurant liep, of zomaar de stad in.

Het hotel, want dit was het favoriete hotel van de dichters, of ze nu uit Oxford kwamen of uit Warschau of Rome; het was als een van de weinige gebouwen in dit deel van de stad blijven staan...