Als je 44 bent, man, academisch gevormd en nog zo eens wat, moet je flink uitkijken dat je niet alleen omgaat met andere academici van veertig plus en nog zo eens wat. Het gaat schijnbaar vanzelf, je zoekt hen er niet op uit, maar voordat je het weet, is je idee van gezelligheid veranderd in een milde vorm van apartheid. Er is een probaat middel om dit probleem op te lossen: kinderen. Als je ze zelf niet hebt, moet je ze af en toe lenen van vrienden of familie, en dan trek je zomaar een weekend lang op met een jongen die jijzelf had kunnen zijn, was je dertig jaar jonger geweest. Je had dan geweten dat 50 Cent niet een ‘wat’ maar een ‘wie’ is. Je zou bepaalde merken sneakers niet en andere juist wel willen dragen. Maar vooral zou je onbekommerd praten: een jongen van zestien die nooit heeft gehoord van het spreekverbod dat jongemannen in mijn jeugd nog geacht werden te eerbiedigen.

Zei ik dan niks toen ik jong was? Jawel, in eigen kring ratelde ik er stevig op los, vooral...