Kunst

Wanneer ik als kind klaagde over koude tenen, wist mijn opa zeker dat niemand ooit koudere voeten had gehad dan hij. Toen hij in de oorlog als kok te werk werd gesteld, vluchtte hij. Hij heeft zich jaren met een kleine bende schuilgehouden op het platteland. Als hij aan de oorlog refereerde, veerde hij op en verhief zijn stem. Zijn ogen begonnen te glanzen.

‘Het buitenleven was niet slecht,’ antwoordde mijn opa, toen ik hem vroeg hoe het kwam dat hij pas maanden na de bevrijding thuis was gekomen bij zijn uitgemergelde gezin, blakend van gezondheid en met een stevige buik. ‘We leefden van konijnen, patrijzen en wilde zwijnen. Maar onze voeten! Onze voeten hadden van het buitenleven te lijden. Een vriend van me heeft een voet moeten achterlaten. Afgevroren. Zo koud hadden we het. We hebben de voet begraven onder een boom.’

Mijn oma begon verongelijkt te mompelen. Ze vóélde haar voeten niet eens meer toen ze als meisje vanuit Polen naar het Westen was komen lópen. Kou? Dat...