Wereldwijd wordt de consensus gedeeld dat men zonder angst wil leven. Terroristen maken van die wens gebruik.

Als we iets kunnen leren van vluchtelingen is het: wat angst is. Dreiging die niet in een door de overheid bepaald niveau zit, dreiging die je hoort in een zoem of ruikt als vuur, dreiging die je bij het opstaan aanvoelt zoals het weer of dreiging waardoor je überhaupt niet opstaat, omdat slapen niet meer lukt. Ik ken het niet.

Ik ben met name bang voor een angstcultuur: een politiek klimaat dat angst als bron van handelen neemt terwijl geen enkel handelen de angst kan dempen. Niet alleen omdat een maatregel zoals ‘grenzen dicht’ praktisch onhaalbaar en immoreel is, maar ook omdat vijanden vijanden nodig hebben voor hun identiteit als vijand. We staan dus op een gedeeld speelveld waar actie en reactie niet van elkaar te onderscheiden zijn.

Als je angst met anderen te maken heeft, moet je de ander als dier gaan zien.

Is er niets te bedenken wat angst oplost? Als kind heb je een ouder die je wiegen wil, warme melk brengt en zegt: het is niet echt, in het geval van nachtmerries of monsters in de kast. In het geval van meer reële angsten krijg je te horen: het komt wel goed. Maar goed waartoe? In de meeste gevallen blijf je leven. Je kunt dus concluderen: leven is goed.

Tegen sommige angsten bestaan wel degelijk maatregelen: kleine angsten kun je isoleren. Wie bang is om te vliegen, kan op andere manieren reizen. Wie bang is voor wespen, plaatst ’s zomers horren.

Wanneer je angst meer met andere mensen te maken heeft, moet je jezelf superieur wanen, zodat je de ander als dier gaat zien en hem in een kooi kunt plaatsen. Angst voor ideeën of ‘wereldbeelden’ is nog intensiever. Die dreiging is te weinig tastbaar om op te sluiten. Angst voor ideeën en wereldbeelden kan alleen worden opgelost door deze aan mensen te koppelen, je superieur te voelen en dán de ander als dier te zien om deze alsnog in een kooi te zetten.

Wat is angst? Fysiek kom ik niet heel ver. Van bungeejumpen kreeg ik wel knikkende knieën, maar ik had er zelf voor gekozen.

Minder machtig was ik tijdens operaties in het ziekenhuis, maar daar geven verplegers en artsen je voldoende ruimte om je moedig te gedragen en het plezier daarvan elimineert de ergste angst.

Sociale angst is al heel wat prangender: de nachtmerrie dat je naakt voor de klas staat, de vrees om een blauwtje te lopen, de angst om te struikelen over een woord als ‘existentiële angst’. Volgens Søren Kierkegaard (weer dat sociale ongemak: zeg je chaard of koord) is existentiële angst de angst voor vrijheid. Dat ziet er zo uit: je staat op de rand van een hoog gebouw. Je kunt naar achteren stappen, veilig het dak op. Maar je kúnt ook springen, de diepte in. Dat veroorzaakt een duizelingwekkende vertwijfeling: het is angst voor vrijheid, niet de angst je vrijheid te verliezen.

Beeld: Elise van Iterson

Existentiële angst is angst voor het zijn. Het tegenoverstelde daarvan is de angst voor het niet-zijn: de dood. De angst voor het niet-zijn kan niet bestaan, want wie dood is, voelt geen angst. Doodsangst is dus de angst voor een beeld of idee van het niet-zijn. Dat beeld wordt almaar dramatischer: mobiele filmpjes geven ons een helder idee van het geweld dat de dood kan veroorzaken.

Na Brussel. Regeringsleiders beweren dat je niet bang moet zijn. Populistische politici worden ervan beticht dat zij angst zaaien, maar ook zij zeggen: wees zo bang dat je ons kiest en toestaat om maatregelen te nemen die de angst oplossen (zie de vierde alinea van dit stuk voor de mogelijke maatregelen). Zij willen dus dat de angst toeneemt om uiteindelijk zonder angst te kunnen leven.

Wereldwijd deelt men één consensus: iedereen wil angstloos leven. Ook terroristen geloven dat en maken van die wens gebruik. Het enige mogelijke verzet is dus: niet bang zijn voor de angst.