Wéér een denktank. Veel hebben staatscommissies in het verleden niet opgeleverd. Als de tijd wél rijp is voor staatsrechtelijke vernieuwing, zit Max van Weezel vast al in een bejaardentehuis.

De eerste keer dat een staatscommissie werd ingesteld om de tekortkomingen van ons parlementaire bestel te bestuderen, zat ik nog op de middelbare school. Het was 1967, de Summer of Love. Provo’s, studentenactivisten en de hervormingspartij D66 daagden het gezag uit. Reden voor het kabinet-De Jong om de commissie-Cals/Donner te vragen met vernieuwingsvoorstellen te komen.

De denktank, samengesteld uit oud-politici en staatsrechtsgeleerden, had er vier jaar voor nodig om aanbevelingen te doen. Spectaculair waren die niet. Rechts en links binnen de commissie bleven ze het oneens over vragen als: moet de premier direct door de bevolking worden gekozen en brengt een districtenstelsel de politiek dichter bij de burger? Het enige wat veranderde was de komst van de Nationale Ombudsman.

Begin...