De nieuwe Jeugdwet adolescentenstrafrecht schrijft voor dat minderjarigen geen taakstraf, maar celstraf krijgen. Welk effect heeft dat beleid? ‘Wanneer je jongeren gevangenzet, richt al hun gedrag zich op ontsnappen aan de regels en begeleiders.’

Elisabeths zoon Daan was altijd al een beetje anders dan zijn broers. ‘Koppig, gevoelig, en snel van slag bij veranderingen,’ zegt zijn moeder, terugkijkend op zijn kindertijd. ‘Op de basisschool had men het vermoeden dat hij ADHD had, maar tot een diagnose is het nooit gekomen. Bovendien was hij erg geliefd bij zijn leerkrachten; ze vonden hem open, eerlijk en intelligent.’ Als Daan tien jaar is, scheiden zijn ouders. ‘Hij heeft een paar tranen gelaten, meer niet. Pas op de middelbare school ging het mis: in de brugklas werd hij gepakt terwijl hij een T-shirt stal in de Bijenkorf. Hij kreeg een taakstraf van Bureau HALT, wij als ouders schrokken ons dood. Een poosje later kwam hij opeens pas om twee uur ’s nachts thuis. Zijn gezicht was blauw aangelopen en hij bleef maar overgeven. Hij zei dat hij zich niet kon herinneren wat er gebeurd was, maar ik had zo mijn vermoedens en gaf hem huisarrest.’

De incidenten blijken voorproefjes van wat een turbulente puberteit zal worden, waarin Daan regelmatig in aanraking komt met politie en justitie. Thuis is hij agressief en brutaal, op school wordt hij om de haverklap geschorst wegens wangedrag. Als Daan op een dag een pak sinaasappelsap door de woonkamer smijt en zijn moeder een trap verkoopt, besluit Elisabeth dat de situatie onhoudbaar is geworden, en ze stuurt Daan naar zijn vader. Zes weken later komt hij met hangende pootjes weer terug, belooft beterschap, maar al snel betrapt Elisabeth haar veertienjarige zoon met een grote hoeveelheid wiet in zijn tas. Aan het eind van de derde klas wordt hij definitief van school gestuurd: hij heeft voor de zoveelste keer een docent uitgescholden tijdens de les.

In de vierde klas – inmiddels is Daan afgezakt van havo/vwo naar vmbo – wordt Daan opgepakt voor een overval met geweld, en belandt hij tijdens zijn voorarrest voor het eerst in een jeugdgevangenis. Elizabeth: ‘Daarbinnen heerst een duidelijke hiërarchie onder de jongens: wie buiten de groep valt wordt keihard aangepakt. Daan vertelde me van een jongen wiens hand in de broodrooster werd gestopt toen de begeleiders even niet opletten. Daan heeft regelmatig zijn vuisten moeten gebruiken, daar.’ Het beeld van het leven in een jeugdgevangenis dat in het BNN-programma Wij Zitten Vast (waarin Sophie Hilbrand jeugdige criminelen interviewt) wordt geschetst, is volgens Elizabeth dan ook veel te positief. ‘Natuurlijk wordt er door middel van educatieve programma’s gewerkt aan resocialisatie, maar er heerst ook veel onduidelijkheid en verwarring.’ Zoals de keer dat Daan betrapt werd met wiet op zijn kamer en door een bewaker apart was genomen. ‘Je hoeft dat spul niet naar binnen te smokkelen,’ had de bewaker hem gezegd, ‘dat kun je ook gewoon van mij krijgen.’ Elisabeth: ‘Hoe moet een jongen van vijftien op dieeze manier met autoriteit leren omgaan?’

‘Wanneer je jongeren vastzet, richt al hun gedrag zich op ontsnappen aan de regels en begeleiders.’

Dat het geen goed idee is om criminele jongeren bij elkaar te zetten mag geen rocket science heten. Emeritus hoogleraar Jo Hermanns deed jarenlang onderzoek naar de effectiviteit van jeugddetentie. ‘Wanneer je jongeren gevangenzet, richt al hun gedrag zich op ontsnappen aan de regels en begeleiders. Er ontstaat een sociale hiërarchie die gebaseerd is op pestgedrag en leedvermaak: jongeren gebruiken en misbruiken elkaar om er zelf beter van te worden. De humor binnen de muren is die van de filmpjes bij DWDD: keihard lachen om iemand die een doodsmak maakt.’ Daan zelf heeft ook al snel door dat hij geen positieve ontwikkeling doormaakt binnen de muren van de jeugdgevangenis: ‘Het is niet goed dat ze alle rotte appels bij elkaar zetten. We doen daarbinnen wat we willen, we hebben immers toch niks te verliezen.’

Foute vriendjes
Daan wordt vrijgesproken van mishandeling, en wordt door jeugdzorg teruggeplaatst bij zijn moeder. De rechter legt hem vier maanden huisarrest op, het is aan Elisabeth om de straf ten uitvoer te brengen. ‘Ik voelde me net een cipier, van een normaal gezinsleven was geen sprake meer. Gelukkig ging Daan weer naar een nieuwe school en reageerden zijn docenten daar goed op hem. Hij mocht zelfs – met toestemming van de officier van justitie – mee op schoolreis naar Londen, zodat hij zoveel mogelijk mee kon draaien met het reguliere programma.’ Ondanks het huisarrest en begeleiding van jeugdreclassering duurt het niet lang voordat Daan weer voor de rechter staat, ditmaal voor een inbraak. En het blijft niet bij één inbraak: in de twee jaar die volgen tekent zich een patroon af. Daan breekt in, wordt veroordeeld, zit een straf uit in een justitiële jeugdinstelling, en keert terug naar huis – waarna het hele riedeltje weer van voor af aan begint.

Daan is niet de enige: uit cijfers van de landelijke recidivemonitor van het ministerie van Veiligheid en Justitie blijkt dat ruim de helft van alle veroordeelde en gedetineerde jongeren binnen twee jaar opnieuw een ernstige misdaad begaat. Elisabeth vraagt zich al snel af of Daans inbraken iets te maken hebben met de foute vriendjes die hij tijdens zijn detenties opdoet. Ellen van Kalveen is kinderrechter en houdt zich bezig met beleidsvorming rond jeugdrecht. ‘Wanneer je kwetsbare jongeren met lastige eigenschappen in één ruimte laat samenleven, versterken ze elkaars negatieve gedrag. Bovendien blijkt achteraf vaak dat dit soort jongeren hun criminele contacten heeft opgedaan in een gesloten jeugdinstelling tijdens bijvoorbeeld een voorarrest.’ Er wordt wel geprobeerd om daar rekening mee te houden bij plaatsing in een instelling, maar, zo zegt Van Kalveen: ‘In praktijk lukt dat meestal niet, omdat er nou eenmaal maar een paar jeugdgevangenissen zijn in Nederland.’ De kans dat een jeugdige veelpleger zijn criminele vriendjes vroeg of laat opnieuw in een jeugdinstelling tegenkomt, is dus erg groot.

Hoe eet ik met mes en vork
Elke keer dat Daan vrijkomt na een straf, wordt hij simpelweg met een vuilniszak met bezittingen op straat gezet. Vervolgens is het hopen dat hij nog beltegoed heeft om zijn moeder te bellen zodat ze hem kan komen ophalen, anders moet hij naar de dichtstbijzijnde bushalte lopen om van daaruit met het openbaar vervoer naar huis te reizen. Het is tekenend voor de in praktijk vaak moeizame overgang van detentie naar thuissituatie. Binnen de gevangenismuren wordt er door middel van allerlei programma’s en cursussen gewerkt aan heropvoeding – het aanleren van goed gedrag. Een goed voorbeeld is YOUTURN, een programma dat jeugdige criminelen door middel van feedbackrondes probeert klaar te stomen voor een terugkeer naar de maatschappij. Elisabeth: ‘Wat Daan tijdens zijn detentie leerde ging voornamelijk over etiquette: hoe ruim ik mijn kamer op, hoe eet ik met mes en vork, dat soort dingen. Dat zijn niet de vaardigheden die hij nodig heeft om eenmaal thuis een nieuw leven op te bouwen.’

Illustratie: Gijs Kast
Illustratie: Gijs Kast

De overgang van de theorie die binnen wordt aangeleerd en de harde praktijk buiten, blijkt vaak te groot voor dit soort jongeren. Jo Hermanns: ‘De meeste energie van begeleiders en jongeren gaat zitten in het handhaven en het ontwijken van de regels. De begeleiders in dit soort instellingen zijn evenwichtskunstenaars: er blijft in praktijk weinig energie en tijd over om jongeren écht te helpen. Cursussen zoals YOUTURN hebben hun nut, alleen worden ze in een geïsoleerde en kunstmatige setting gegeven. Dat maakt dat de opgedane kennis en vaardigheden niet worden toegepast wanneer de jongeren vrijkomen.’ Een schrijnend voorbeeld hiervan treffen we aan in een studie van Joep Hanrath, onderzoeker aan de Hogeschool van Utrecht, die voor zijn promotieonderzoek lange periodes meeliep in jeugdinstellingen en er jongeren interviewde. Toen hij een ex-gedetineerde vroeg wat hij eenmaal buiten had aan de vaardigheden van YOUTURN was het stellige antwoord: ‘Niets. Kijk, het is niet zo dat je daar anders doet dan ervoor.’ Oftewel: na vrijlating vallen de meesten direct terug in ‘oud’ gedrag.

Je kunt je dus met recht afvragen of de behandelprogramma’s waarmee jeugdgevangenissen jonge criminelen weer op het rechte pad willen krijgen, zin hebben. Je kunt de vraag ook breder stellen: heeft jeugddetentie überhaupt wel zin? Een Amerikaans onderzoek vergeleek over de hele wereld 29 experimenten waarbij duizenden jongeren na hun veroordeling willekeurig in drie groepen werden opgedeeld: een groep die een straf uitzat in een jeugdgevangenis, een groep die (thuis) hulpverlening kreeg, en een groep die simpelweg naar huis werd gestuurd zonder straf of begeleiding. Het resultaat is opmerkelijk: jongeren die de gevangenis in draaiden gaan het vaakst opnieuw in de fout. Niets doen is effectiever.

In strijd met internationale verdragen
Waarom sluiten we jonge criminelen dan nog steeds op? Het antwoord komt van ex-PVV Kamerlid Louis Bontes, die in 2013 lobbyde voor het uitbreiden van de maximumstraf voor adolescenten van twee naar vier jaar: ‘De kern, en daar gaat het om, is vergelding. Het gaat om de slachtoffers.’ Volgens Bontes mag een jeugdige crimineel best een beetje aan zichzelf werken tijdens detentie, maar straf moet vooral straf zijn: er moet een afschrikwekkende werking vanuit gaan. En volgens de PVV is twee jaar detentie niet afschrikwekkend genoeg; dat mogen er best vier zijn. Ook als je zestien bent.

Het gelobby van de PVV leidt via een paar omwegen tot de nieuwe jeugdwet adolescentenstrafrecht die in april 2014 in werking is getreden. De wet werd door toenmalig staatssecretaris Teeven gepresenteerd als een harde maatregel: er wordt paal en perk gesteld aan het opleggen van taakstraffen aan jongeren, en het wordt mogelijk om jongeren vanaf 16 jaar als volwassene te berechten. Daarnaast kan een jeugd-tbs (zogenaamde PIJ-maatregel) verlengd worden en worden omgezet in volwassenen-tbs. Rechters vinden de veranderingen onwenselijk. Kinderrechter Van Kalveen: ‘Zestienjarigen zijn gewoon kinderen, ze hebben recht op bescherming. De rechtbank van Amsterdam heeft de wet op beperking van taakstraffen vrijwel direct als niet toepasbaar voor jongeren verklaard, waardoor we jongeren toch een taakstraf kunnen opleggen in plaats van een gevangenisstraf. Die beperking is namelijk in strijd met internationale verdragen.’

Volgens de PVV is twee jaar detentie niet afschrikwekkend genoeg; dat mogen er best vier zijn. Ook als je zestien bent.

Ook de mogelijkheid om zestienjarigen als volwassenen te berechten vindt geen gretig aftrek. ‘De politiek mag misschien willen dat we eerder en harder straffen: uiteindelijk beslissen rechters nog altijd zelf hoe ze een jongere berechten,’ zegt Van Kalveen. ‘In de praktijk maken rechters nauwelijks gebruik van de mogelijkheid volwassenenstraffen op te leggen, behalve die enkele keer dat er een verdachte voor je staat die bijna 18 is, en voor wie tbs een betere optie is dan een jeugddetentie.’ Waar Van Kalveen echter vooral moeite mee heeft is dat er geen lijn in het beleid van dit kabinet zit. ‘Al die constante wetswijzigingen zijn vermoeiend. Ze zorgen iedere keer weer voor veel onduidelijkheid en ongelijkheid, en overgangsperiodes waarin jongeren tussen wal en schip vallen.’

Nachtelijke politie-inval
Onduidelijkheid heerst ook in het leven van Daan wanneer hij in 2014 – hij is inmiddels 18 – te horen krijgt dat hij alsnog alle voorwaardelijke straffen moet uitzitten die hij tot dan toe heeft gekregen. Vanaf het moment dat hij dit te horen krijgt, weet hij dat hem vijf maanden cel boven het hoofd hangen, maar niemand kan hem vertellen wanneer hij wordt opgeroepen om zich te melden bij de gevangenis. Elisabeth: ‘Natuurlijk is het zijn eigen schuld dat hij die straf kreeg, maar vanaf dat moment stond zijn leven stil. Hij was er ondanks alles in geslaagd zijn havodiploma te halen, maar kon nu niet aan een studie beginnen of een baantje zoeken, omdat hij elk moment opgeroepen zou kunnen worden.’ Het duurt uiteindelijk vier lange maanden voordat Daan op een nacht onverwachts door een team gewapende agenten van zijn bed wordt gelicht. Elisabeth: ‘Het was net of ze een vuurwapengevaarlijke gek te maken dachten te hebben. Als ze ’m gewoon hadden opgeroepen was hij ook wel gekomen. Mijn jongste zoon heeft na de inval maanden slecht geslapen.’ Kinderrechter Van Kalveen benadrukt dat het van het bed lichten van Daan direct gevolg is van ministerieel beleid: ‘Politie en rechters gaan alleen over opsporing en veroordeling. Hoe, waar en wanneer een straf wordt uitgezeten, dat is aan het ministerie.’

Persoonlijke coach
Waar zouden jongens als Daan nou écht mee geholpen zijn? Daarover zijn moeder, kinderrechter en onderzoekers het eens: meer continuïteit, zowel in beleid als begeleiding. Hermanns: ‘Opsluiten helpt niet, maar je ontkomt er niet aan dat er een kleine groep jongeren is die je voor hun eigen en andermans veiligheid tijdelijk in een instelling moet plaatsen. Dit soort jongeren zou één hulpverlener moeten krijgen, die voor, tijdens en na de detentie begeleiding biedt. Dat maakt de kans op recidive veel kleiner. Dat lijkt misschien een dure grap, maar gezien de vermindering in recidive kun je per jongere al snel een paar ton besparen.’

‘De politiek mag hardere straffen willen, uiteindelijk beslissen rechters nog altijd zelf hoe ze een jongere berechten.’

Van Kalveen: ‘Klopt, zo’n persoonlijke coach moet er echt komen. Nu krijgt een jeugdige crimineel steeds weer met nieuwe gezichten te maken en valt er een gat wanneer hij weer naar huis gaat. Er zou gezinstherapie moeten komen die ook ná de detentie doorloopt, thuis. Maar ja: dat soort maatregelen vindt het ministerie te ingewikkeld.’

Hermanns: ‘Het zou al enorm schelen als de samenleving niet constant uit een vals veiligheidsgevoel om hardere straffen zou roepen. De publieke opinie veranderen is een traag proces, maar misschien zou de politiek daarin eens het voortouw moeten nemen, in plaats van slaafs gehoor geven aan oppervlakkige onlustgevoelens bij kiezers.’

Eind maart is Daan weer vrijgekomen. Elisabeth houdt haar hart vast. ‘Ik heb hem duidelijk gemaakt dat ik hem het huis uitzet als hij nog één keer de fout ingaat. Hij is tenslotte volwassen, en ik moet ook aan mijn jongste zoon denken. Tot nu toe gaat het redelijk, Daan heeft zelfs een paar keer voor ons gekookt. Maar toch: het blijft iedere keer weer afwachten hoe lang het goed gaat.’

Op verzoek van Elisabeth is de naam van Daan gefingeerd.