Zelden een beweeglijker man ontmoet dan Wayne McLennan. Er kleeft niks hoekigs of stroefs aan hem; eerder lijkt hij te beantwoorden aan een ritme dat alleen hijzelf hoort. Terwijl hij vertelt, draait hij een schouder naar voren, als om een hoekstoot te ontwijken. Zijn hoofd blijft ook geen seconde op dezelfde plaats, lijkt het. Watervlug, schiet door mij heen. Wel een cliché om te gebruiken bij een vedergewicht. Maar op hem nu eenmaal scherp van toepassing. En dan die vuisten, proportioneel niet in overeenstemming met de rest van zijn lichaam. Grote jatten, knokkels met eelt erop. Om voor uit te kijken.

Krankjorum natuurlijk, pueriel misschien zelfs om zo een gespreksgenoot te meten, alsof ieder moment een ongekend mano a mano kan losbarsten. Maar hey, de geboren Australiër Wayne McLennan (1954) mag dan een veelvoud aan banen hebben uitgeoefend in zijn rijkgeschakeerde leven, van bouwvakker, barkeeper en zijdehandelaar tot bankmedewerker, en hij mag de schrijver zijn van de...