poëtisch proza

Opmerkelijk, Voor altijd voor het laatst, de recente bundel van Tjitske Jansen, bovenmodaal succesvol dichteres, werd de afgelopen maanden her en der in zowel proza- als poëzierubrieken besproken. Dus wat is het nou, proza of poëzie, vraag je je af. De uitgever laat het wijselijk in het midden; kennelijk bevinden we ons in het schemergebied tussen beide genres. Maar nee, zal de een zeggen, het is wel degelijk proza hoor, van ‘oratio provorsa’, doorlopende rede, en dat doen Jansens zinnen hier overduidelijk: ‘Dat we in Roemenië, Tunesië en Spanje waren, weet ik niet omdat ik het me uit de zomers zelf herinner. Ik weet het omdat mijn ouders het me hebben verteld en door de foto’s die ervan zijn.’ Maar dat zegt niks, werpt de ander tegen: in haar vorige dichtbundel Koerikoeloem liepen de regels ook al zo door: ‘Er was iemand aan wie ik vroeg: “Hoe kan het dat wanneer ik me van binnen zo aan flarden voel, mensen er gelukkig van worden als ik mijn...