Ik schrijf dit met lange tanden, zoals je ook met lange tanden kunt eten: het zal de komende maanden vaak, heel vaak gaan over Europa. Ik kan me een leuker vooruitzicht voorstellen, omdat Europa onderhand verkleind is tot een financieringstekort, zodat het lijkt of alleen de betere boekhouders erover mogen spreken.

Laat ik nu eens schrijven over mijn Europa – een Europa dat niet tot stand kwam direct na de Tweede We­reld­oorlog, het Europa van ‘dat nooit meer’ en zelfs niet Kants ‘eeuwige vrede’. Ik begrijp die ronkende begrippen wel, half Europa lag in puin, het grote Duitsland zelfs twee keer, namelijk het West-Duitse en het Oost-Duitse deel, twee identieke puinhopen die vanaf 1949 door een hek werden gescheiden. Maar de verbazing dat althans het West-Europese deel zich in zo’n twintig jaar aan die ellende wist te ontworstelen, was niet de mijne. Toen ik namelijk mijn ogen opensloeg, was het er allemaal al: de televisie, later de kleurentelevisie, de reisjes naar Italië, het...