Niet vanwege persoonlijke herinneringen is de teloorgang van de V&D nationaal nieuws, maar omdat er een collectief geheugen wordt aangesproken.

Een Trouw-journalist vergeleek het failliet van V&D met de leegloop van de kerken: iedereen vindt het erg, maar niemand heeft het willen voorkomen. De nostalgie om wat er verloren is, lijkt belangrijker dan wat er verloren ging.

Ik vroeg een beetje rond. De meest persoonlijke verbinding met het warenhuis kwam van een vriendin die in haar tienerjaren – ’96 of ’97 – bij de V&D in Alkmaar werkte. Ze maakte het rokje van haar uniform korter en hield het zo een paar maanden vol. Speelgoed en lingerie werden op dezelfde etage geplaatst zodat de kinderen vrij konden rondkijken terwijl de moeders zich vermaakten, en andersom. Mijn vriendin komt uit een on-Hollands bourgondisch gezin en was vooral getroffen door de lunch: de kaas kwam in apart verpakte plakjes die per stuk dienden te worden afgerekend. Vanzelfsprekend verlangde ze plots naar extra kaas zonder daar een kwartje voor te hoeven betalen. Als denken de verbeelding betreft van dat wat niet is, is denken en gesystematiseerde zuinigheid een gevaarlijke combinatie. De gedachten gaan immers naar de gaten.

Jaren geleden stond ik in de rij voor de kassa met gekleurde V&D-multomappen in de hand. Er werd gebeld op mijn mobiel. Nú naar huis. Kanker in de familie. Ik bleef staan wachten tot ik aan de beurt was, zoals je je ook niet abrupt omdraait wanneer je je realiseert dat je de verkeerde kant uitgaat. Op zo’n moment is beschaving voelbaar: je lichaam zwicht voor de verwachting van anderen.

Maar de V&D is geen nationaal nieuws vanwege persoonlijke herinneringen. Zelfs de achtduizend verse werklozen zijn een detail. De teloorgang is nieuws omdat er een collectief geheugen wordt aangesproken. Waar begrippen als natie, cultuur en historisch besef slechts abstracte pogingen tot verbinding vormen, in wezen gebaseerd op wil maar met wetten afgedwongen, biedt een winkelketen concrete verbinding. V&D is een herkenbaar baken midden in de stad.

Nu grote winkels en logge bedrijven rap uiteen donderen, verliest marketing zijn patent op emotionele manipulatie. Als een collectief geheugen gemeenschapszin aanwakkert, zou je er ook strakke regie over kunnen uitvoeren. Bijvoorbeeld door een referendum te organiseren zodat we kunnen stemmen over wat we ons wel en niet willen herinneren (wel: WOII-slachtoffers en de Februaristaking. Niet: collaboratie en verraad van de Joodse Raden. Wel: VOC-mentaliteit, niet: de slavenhandel).

Eigenlijk is de dood het enige wat ons eeuwig verbindt. En toch voelt rouw bijzonder particulier. Kinderen die vernemen dat oma een ster aan de hemel is, leren het universum klein te maken. ‘Die ene ster, dat is oma. Ze is altijd bij je.’

Emily Dickinson dichtte over haar overleden ouders:

Twice have I stood a beggar
Before the door of God!
Angels – twice descending
Reimbursed my store –

Als Vader van allen is God zo collectief als het maar zijn kan en toch is de deur waar Dickinson aantreedt voor haar bestemd. De engelen dalen gericht neer. Kan een object of winkel ooit die particuliere waarde hebben?

VSB Poëzieprijswinnaar Ilja Leonard Pfeijffer eert in ‘Idylle 4’ het geheugen van de dingen:

De hoedjes die ooit op je hoofd hebben gezeten
herinneren zich jouw gedachten. En de straat
waarin je woont, begrijpt van waar naar waar hij gaat.

Wij herinneren ons de dingen niet. Wij hebben ze. En vergeten het verlies omdat er steeds nieuw hebben is.