Na de JSF weer een miljardenproject; Ko Colijn ziet de aanschaf van nieuwe onderzeeboten met lede ogen aan. Kunnen we dat geld niet aan iets beters besteden?

Het lijkt erop dat Nederland verrast is door het plan om over tien jaar vier nieuwe onderzeeboten aan te schaffen, maar ze stonden tien jaar geleden al in het Marineplan. Na de JSF weer een miljardenproject, kunnen we dat geld dan niet beter besteden?

Onbekend maakt onbemind, wordt vaak over onderzeeboten gezegd. Je ziet ze niet, en ze doen dingen die zo geheim zijn dat je er nooit over mag spreken. En dat is ook hun kracht, dus je moet altijd maar geloven wat die marinemensen je op de mouw spelden.
Wie zich de zogeheten Walrus-affaire uit de jaren tachtig nog herinnert, schiet in de schrikstand en krijgt angstdromen van dat totaal onbeheersbare project dat miljoenen guldens naar de zieltogende Rijn-Schelde-Verolme-scheepswerf zoog. Zelf een boot ontwerpen en bouwen waarin meer dan 500.000 onderdelen in een krappe metalen sigaar moeten worden geperst, dat nooit weer. Nu zou daar nog oneindig veel meer software bijkomen en moeten we dat ook nog eens in zien te integreren omdat de Rotterdamse scheepswerf RDM inmiddels niet meer bestaat. We moeten het op een akkoordje gooien met landen die nog wel onderzeeboten bouwen (Duitsland of Zweden) en het ook nog eens met Noren of Polen eens worden over een gezamenlijk ontwerp, omdat die landen wel onderzeeërs willen kopen maar door hun ligging weer afwijkende eisen hebben. Wil je een kleine, of wil je een grote die ook ver weg kan opereren zoals Nederland, dat nog een paar eilanden in de Caraïben heeft te verdedigen? Wil je een stille dieselelektrische, die zeemachten als Groot-Brittannië en de VS niet eens hebben, en die onmerkbaar naar verre vijandelijke kusten of schepen kan glijden en een goede trainingspartner voor de grote jongens is, of neem je genoegen met ondiep-boten die goede diensten kunnen bewijzen in de Middellandse Zee of de Oostzee en onze eigen Noordzee?

De drone, smartphone, Google-auto en GPS-boei halen veel militaire systemen met gemak in. Het is dus niet alleen een miljardenprobleem, maar ook: welke onderzeeërs zijn in 2040 nodig, en waarom uitgerekend voor Nederland ? ‘De toekomst is aan de onderzeeër’, luidde de kop boven een artikel in 1959 uit Foreign Affairs. Maar dat sloeg toen op het afvuren van onderzeese atoomraketten op Russen en het jagen op Sovjetonderzeeërs die hun raketten alleen vanaf de Noordzee op West-Europese steden mikten. En op het vervoer van goederen en soldaten naar overzeese slagvelden. Daar is het nooit van gekomen. Toen we de Walrus in de jaren tachtig aanschaften, had niemand het over de stille rol als luistervink die die onderzeeër nu heeft, nu ook het meest gehoorde argument in de pleidooien voor een opvolger van de Walrus.

Het beschermen van op de zeebodem liggende glasfiberkabels – Nederland is een vitaal knooppunt in het globale internetverkeer – is heel belangrijk geworden nu Russische onderzeeërs daaraan komen snuffelen, maar kan dat het beste met een Walrus 2.0? De vervangingslogica gaat dus niet zonder meer op, het systeem dat steeds dezelfde naam draagt, blijkt in elke generatie nieuwe behoeften te vervullen. We weten nauwelijks welke dat in 2040 zullen zijn. DARPA, de uitvindersclub van het Pentagon, voorspelt dat de oceanen tegen die tijd bevaren worden door slimme onbemande schepen, en duizenden op de zeebodem ‘slapende’ wapens een plaag voor passerende schepen kunnen worden. De levensduur van een onderzeeër is veel langer dan de innovatiecyclus van civiele doorbraken: de drone, de smartphone, de google-auto en de GPS-boei hebben veel militaire systemen met gemak ingehaald, en het is tegenwoordig juist de kunst om die revoluties zonder al te veel kosten onderweg in te lijven. Kunnen we niet beter een exporteur van die slimme revolutie-artikelen zijn, dan importeur van die grote platforms?