Water, dat weten we allemaal, zoekt het laagste punt. Een ketting is zo sterk als de zwakste schakel. Aan dat soort metaforen moeten we denken om de opwinding te begrijpen over de Wajong, de wet die niets te maken heeft met een Chi­nees stenenspel, maar alles met jonggehandicapten en hun recht op een uitkering.

In de Volkskrant van vorige week zei Kees Gouds­waard, Leids econoom en kroonlid van de So­ci­aal Economische Raad: ‘De regeling groeit zo snel dat het aan de WAO-geschiedenis herinnert.’ Dat zijn geen zoete herinneringen.

Eerst de feiten. In 2002 kregen 134.000 mensen een Wajong-uitkering, in 2006 156.000, een groei van 16 procent in vijf jaar. De gronden waarop mensen in aanmerking komen voor een uitkering veranderen ook. Het aantal nieuwe mensen dat op grond van een ‘lichamelijke beperking’ een uitkering krijgt, is de afgelopen jaren stabiel gebleven, grofweg 1700 mensen per jaar. Maar de instroom op grond van een ‘psychische aandoening’ groeide sterk...