Het leger is een hamer, maar is elk probleem wel een spijker om op te slaan? Overal duikt de uitdrukking op: met een hamer in je hand lijkt elk probleem op een spijker. Een kleine geschiedenis.

In het radioprogramma De taalstaat werd vorige week enthousiast stilgestaan bij de ‘onbekende’ uitdrukking met een hamer in je hand lijkt elk probleem op een spijker. Waarschuwende woorden die door een bezorgde hoogleraar in het huppakee-euthanasiedebat waren gehanteerd: laat je bij het nemen van besluiten in moeilijke kwesties niet leiden door de gereedschapskist die beschikbaar is, gebruik niet de spuit maar je verstand.

De uitdrukking is niet nieuw. Integendeel, in de internationale politiek wordt ze als klassieker toegeschreven aan Donald Rumsfeld, de minister van Defensie die aan de basis stond van de neoconservatieve doctrine die George Bush na 9/11 op oorlogspad zette. Hoewel de huidige ellende in het Midden-Oosten makkelijk is te traceren naar grote misrekeningen die in het kader van de War on Terror zijn gemaakt, heeft Rumsfeld nog altijd geen spijt van de militaire interventies. Hij staat niet bepaald bekend als duif, maar als iemand die de hamer als bruikbaar gereedschap beschouwt in de omgang met buitenlandse schurken.

Toch was hij het die, terugkijkend op die ongelukkige periode, poseerde als de koele afweger en iemand als John McCain verweet te veel in (hoe meer hoe beter) pantser en honderdduizenden soldaten te denken als oplossing van politieke problemen. ‘If all you have is a hammer, every problem looks like a nail,’ zei hij steeds. Ten onrechte verwees hij weer naar senior intelligence bronnen.

Militairen zijn trots op wat ze met hun ‘hamers’ kunnen, maar worden anderzijds niet graag opgezadeld met de onmogelijke klussen waarmee politici aankomen.

De eerste militair die daar breed over sprak, was generaal Hugh Shelton. Als baas van de Joint Chiefs zag hij in de nadagen van Bill Clinton de neoconservatieve bui al in het najaar van 1999 hangen en hij brak in een veel aangehaalde toespraak voor de universiteit van Kentucky juist een lans voor de diplomatie. ‘The military is a very powerful hammer, but not every problem is a nail’, Geweld ‘should be the last resort’, zei hij, en ‘is een beslissing van de politiek’. Rumsfeld en Wolfowitz stonden al in de coulissen en zouden zich er weinig van aantrekken.

Twee jaar later, tien dagen na 9/11, vernam generaal Wesley Clark (die op het nippertje de Kosovo-oorlog had gewonnen) tot zijn verbijstering bij een bezoek aan het Pentagon dat beide heren net hadden besloten om de komende vijf jaar in liefst zeven landen militair orde op zaken te stellen. ‘Waarom in godsnaam?’ vroeg hij aan zijn gesprekspartners. ‘Geen flauw idee,’ was het antwoord. Vanwege de hamer die elk probleem op spijkers deed lijken, concludeerde Clark mismoedig.

De werkelijke bron van de hamer en de spijker gaat nog verder terug. De psychologie van de vroege jaren zestig verdient uiteindelijk de prijs. Daarbij gaat de strijd om het auteursrecht weer tussen Abraham Kaplan, Silvan Tomkins en de beroemde Abraham Maslow. De eerste bedacht de Wet van het Instrument, de tweede noemde hamer én spijker voor het eerst, de laatste formuleerde de zin zoals hij onsterfelijk is geworden.

Waarom er nu zoveel aandacht aan besteed? Omdat Barack Obama uitgerekend nu, in zijn laatste presidentiële jaar, het omgekeerde voor de voeten wordt geworpen. Hij zou niet op zijn voorgangers hebben willen lijken en daarom te weinig oog voor de hamer hebben gehad toen dat misschien wel moest, wordt hem nu verweten. Poetin slaat spijkers, terwijl (omdat?) Obama niet ingreep toen Assad in 2013 chemische wapens inzette tegen de eigen bevolking; een jaar geleden had de Air Force nog safe havens kunnen afdwingen in Syrië; nu is het bijna te laat om een sub-kalifaat in Libië te voorkomen.