Ik schrok van mijn ongure gedachten over de Roma, een groep die zich in een bittere vicieuze cirkel bevindt.

Toen ik naar mijn werk fietste, over de Boulevard de Sébastopol, zag ik een grote groep mensen aan de overkant van de straat. Het was een bonte verzameling: van kleine bejaarde vrouwtjes met een vale hoofddoek tot baardige tienerjongens en rondspringende meisjes met kleurrijke clipjes in hun haar. Het leek alsof er iets werd uitgedeeld. Een man in een grijze trainingsbroek schreeuwde iets wat ik niet verstond.

Een aantal gezichten dacht ik te herkennen. De jongen die naast de pinautomaat op de grond zit, soms vergezeld van een mottig konijntje op een stuk karton. De oude man met de wandelstok, die soms mijn café binnenkomt en dan ‘café, caféeehee!’ roept tot een gegeneerde Amerikaanse toerist een espresso voor hem betaalt. Het meisje op de hoek bij de bakker, dat in een roze deken met stripfiguurtjes gewikkeld zit en me altijd gedag zegt als ik haar per ongeluk in...