Zo’n anderhalf jaar ben ik nu getrouwd, en het moet gezegd, het bevalt. Geliefde is iets wettelijk van mij geworden, ik van hem, en daardoor is er een beschermende laag over de incidentele ruzie gelegd. Het machtswoord is bijvoorbeeld sinds het huwelijk nooit meer uitgesproken. ‘Dan moet het maar afgelopen zijn, dan flikker je maar op.’ We waren daar sowieso niet zo scheutig mee, want uit eerdere ervaringen weten we allebei dat het machtswoord trekt als een gevaarlijke stroming in zee. Voordat je het weet, word je meegezogen door eigen en andermans woord, en vind je jezelf terug op een eiland waar geen menselijk leven mogelijk is.

Ook is de toevalligheid van onze verhouding eraf. Je kunt iedere dag wakker worden naast iemand, en bijna dwangmatig denken: waarom ligt daar D., en niet E. of F.? Die eeuwige twijfel wordt niet definitief bezworen door een trouwboekje, maar ontneemt het wel haar grootste urgentie. Dit is mijn man, het staat op papier, laten we daar nu maar eens van...