Wiskundige en boeddhist Henk Barendregt keek zijn existentiële angst recht in de ogen en wist hem te temmen. ‘Het “ik” bestaat niet als degene die de touwtjes in handen heeft.’ Toch is er een vrije wil.

De hal staat vol met de bloemen die hij na zijn afscheidscollege kreeg en een emmer met een mop. Midden in de nacht vielen de bloemen om en moest hij naar beneden om het water op te dweilen. De bloemen waren opengegaan, waardoor hun zwaartepunt veranderde en de emmers waarin ze stonden omvielen. Om dit soort causale verbanden maakt hij zich vrolijk.

In de kamer zit een pop in een leunstoel, levensgroot, met Barendregts kleren aan en zijn hoed op. De pop leest de krant. Telkens als Barendregt en zijn vriendin Lidia de kamer binnenkomen, schrikken ze. Een automatische reactie, want ze weten ook wel dat het maar een pop is. Ook om die automatische reactie maakt hij zich vrolijk. De wereld – hijzelf incluis – is een schouwtoneel. Lidia zette de pop neer als hij niet thuis...