Beschouwing / Roth neemt afscheid van zijn fictieve vriend

Ik kan me nog de tijd herinneren dat het voor een man niet erg gepast was veel te spreken. Het babbelen was weggelegd voor meisjes, het flodderige van-de-hak-op-de-tak-gesprek stond gereserveerd voor huisvrouwen, en jongens mochten wel schreeuwen en roepen, maar echt praten, minutenlang, met een zekere betoogtrant – dat was gek. Dat was een beetje verwijfd.

Echte mannen, aan wie je dus een voorbeeld kon nemen, vulden de stilte met spaarzame woorden, die dan wel heel krachtig moesten zijn, en tezamen een sliert oneliners vormden. Het mooiste was wanneer ze in panklare citaten spraken, zoals in ouderwetse Amerikaanse films. Verder werd van de man veel voorbeeldig zwijgen verwacht: het hele idee van een conversatie was eigenlijk niet aan hem besteed, zoiets maakte hem ongedurig, de man moest iets omhanden hebben, een auto, een zeilboot, een vrouw of tenminste toch een sigaret. Tegen vrouwen spraken mannen wel, om ze in bed...