Vandaag sprak het Joegoslavië-tribunaal de Servische nationalist Vojislav Seselj vrij van van misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden. Maar hij was geen lieverdje, zoals wel blijkt uit deze reportage uit 1997, toen hij burgemeester en presidentskandidaat was.

Dit artikel verscheen voor het eerst op 29 november 1997

In Zemun, een stad niet ver van Belgrado, werden deze zomer Kroatische gezinnen uit hun huis gezet. Een granaat verwoestte de fotokopiewinkel van een man
die tegen de uitzettingen had geprotesteerd. De burgemeester moest er, toen hij de volgende dag met zijn lijfwachten langs de winkel kwam, hartelijk om lachen.
Het stadsbestuur verhuurde de synagoge, die alleen voor ‘culturele activiteiten’ zou worden gebruikt – dat was afgesproken met de weinige Joden die na de
holocaust waren overgebleven in de stad – aan een ondernemer die er een nachtclub van maakte. Een priester van de Servisch-orthodoxe kerk kwam de nieuwe
zaak inwijden.

Kort daarna werden negen grafstenen op de Joodse begraafplaats vernield.
Een paar maanden geleden weigerde de burgemeester een Kroatisch jongetje toe te laten tot de kleuterschool.

Precies een jaar is Vojislav Seselj (43) nu burgemeester van Zemun, een stad aan de Donau met tweehonderdvijftigduizend inwoners. Seselj is de leider van de
extreem-nationalistische Radicale Partij van Servië. Hij zou nu ook president van Servië zijn geweest als er begin oktober net een paar duizend kiezers meer naar het stembureau waren gegaan: Seselj versloeg de kandidaat van de socialisten, maar de uitslag werd ongeldig verklaard, de opkomst was te laag. In de nieuwe verkiezingen, op 7 december, doet hij weer mee. En niemand durft nu nog, zoals eerder, te zeggen dat de Serviërs niet zo gek zullen zijn om Seselj tot president te kiezen: een man die spuugt, scheldt, schreeuwt, mensen in elkaar laat slaan, en in de oorlog in het vroegere Joegoslavië een eigen leger van paramilitairen organiseerde om Kroaten en moslims af te maken.

Burgemeester Seselj gaf de huizen waar Kroatische gezinnen uit waren gezet aan leden van zijn eigen Radicale Partij. Hij verdeelde stukken grond onder Servische vluchtelingen uit Kroatië en Bosnië. Hij maakte een eind aan de bureaucratie op het gemeentehuis, ineens stonden er geen rijen meer bij de loketten. Iedere burger van Zemun kon op vrijdagmiddag langskomen om problemen aan de burgemeester voor te leggen. Hij maakte zich populair door in het lokale ziekenhuis een nieuwe afdeling verloskunde te laten bouwen – een belangrijk programmapunt van Seseljs partij: veel Servische kinderen maken. Er werd riolering aangelegd in de dorpen rond Zemun, vervallen schoolgebouwen werden hersteld, wegen geasfalteerd. En het vuilnis in de stad wordt vaker opgehaald. ‘Ik denk,’ zegt Dragan Stojkovic, voorzitter van een kleine, lokale partij die werd opgericht tégen Seselj, ‘dat de straten in Berlijn, in 1933, net zo schoon waren
als nu in Zemun.’

Het hoofdkantoor van de Radicale Partij in Belgrado, donderdagmiddag, een kwartier voordat de wekelijkse persconferentie begint van partijleider Vojislav Seselj. Op de trap houdt Tomislav Nikolic, vice-voorzitter van de radicalen, een partijgenoot tegen. ‘Zo kun je je hier niet vertonen. Ga naar huis en ga je scheren.’

‘Wij zijn geen club van mensen met lang, vies haar en baarden,’ zegt Dragomir Pavlovic (39), bouwkundig ingenieur, lid van het partijbestuur en van de gemeenteraad in Belgrado. Een stevige man in een felblauw pak. De vloerbedekking in zijn kantoor is blauw, de luxaflex ook, en op zijn bureau staat het blauwe partij-vlaggetje. Hij kreeg, zegt hij een paar keer, met moeite toestemming van zijn bazen voor dit interview. Radicalen houden niet van journalisten. Maar Pavlovic vindt het belangrijk dat mensen weten hoe goed de partij het meent met Servië. Hij grijnst, tevreden. ‘Wij zijn een club van jonge, knappe, keurige intellectuelen.’

Knap, keurig, intellectueel.

Het is waar dat hun leider, Vojislav Seselj, op zijn vijfentwintigste de jongste ‘doctor’ van – toen nog – Joegoslavië was. Hij studeerde sociologie en rechten. Het is ook zo dat de scheiding in zijn kortgeknipte, weliswaar wat vettige haar bijna altijd recht zit. Maar keurig?

Dat was een ‘grapje’

Seseljs eigen nationalistische Tsjetnik-eenheden, altijd in zwarte kleren, vielen op door wreedheid in de oorlog in ex-Joegoslavië. Seselj was zelf vaak bij de gevechten aanwezig, maar alleen, zei hij na de oorlog, om zijn mannen ‘aan te moedigen’. Seselj stond op de eerste, Amerikaanse lijst van oorlogsmisdadigers. Hij zei dat Kroaten moesten worden afgemaakt door met roestige schoenlepels hun ogen uit te steken. Dan zou nooit nagegaan kunnen worden of ze aan tetanus waren gestorven of door geweld. Dat was een ‘grapje’, zei hij later.

Over de gematigde Joegoslavische premier Milan Panic zei Seselj vijf jaar geleden dat die niet alleen afgezet en gearresteerd zou moeten worden, maar ook doodgeschoten.

In 1994 zat Vojislav Seselj een paar maanden in de gevangenis omdat hij de parlementsvoorzitter in zijn gezicht had gespuugd, hij had een glas water over hem heen gegooid en de microfoon stukgetrokken. En hij had gevochten met ordebewakers in het parlement.

In 1992 bedreigde hij met een pistool studenten die tegen hem protesteerden. Hij schoot in de lucht uit woede over een demonstratie van taxichauffeurs. Hij maakte een ‘zwarte lijst’ met namen van journalisten die hij ‘verraders van het Servische volk’ noemde. Honderden journalisten op die lijst werden ook echt ontslagen in de tijd dat Seselj nog goed kon opschieten met de machtigste man van Servië, Slobodan Milosevic, nu president van de federatie van Servië en Montenegro. Aan die vriendschap kwam een eind toen Milosevic het vredesverdrag voor Bosnië ging steunen. Seselj vond dat ook verraad aan het Servische volk.

Afgelopen zomer kreeg hij tijdens een televisiedebat ruzie met de advocaat van een op straat gezette Kroatische familie uit Zemun. Na de uitzending werd de advocaat het ziekenhuis in geslagen door een lijfwacht van Seselj. Seselj zelf zei later dat de advocaat ‘een paar keer’ over een bananenschil was uitgegleden. Tegen een Servische journalist zei hij twee maanden geleden: ‘Ik ben geen fascist, ik ben chauvinist en ik haat Kroaten.’

Seselj grof? Welnee, zegt Dragomir Pavlovic, bestuurslid van de Radicale Partij. Er wordt over de partijleider veel gelogen. Seselj reageert gewoon wat heftig als hij wordt geprovoceerd. De advocaat had tijdens het televisieduel water naar Seselj gegooid en zijn vrouw een hoer genoemd. Maar nee, er is niet geslagen na de uitzending. Pavlovic grinnikt: ‘Het was die bananenschil.’ Dan zegt hij: ‘Als wij aan de macht zijn, zal het iedereen zo vergaan die zich met onze zaken bemoeit.’

U bedoelt dat mensen dan gevaar lopen om over een bananenschil te vallen?
‘Ja. Dat zou dan wel eens kunnen gebeuren.’

In zijn huis woonden opeens andere mensen

Een vrijdagavond in het café van de kanoclub van Zemun, aan de rivier. Tegen een muur staat een enorme kast met honderden bekers en medailles, aan het plafond hangen visnetten. Een orkestje speelt Servische volksmuziek. Ivan Barbalic (48), donker krullend haar, lichtblauwe ogen en een rood aangelopen gezicht, drinkt wijn aangelengd met water. Een verlegen, vriendelijke man. Hij is econoom, hij werkt bij een bank in Belgrado. En hij is Kroaat. Geboren in Zemun. Eind juni was hij een paar dagen met vakantie. Toen hij terugkwam was het voordeurslot van zijn huis veranderd, zijn spullen waren weg en in zijn huis woonden andere mensen, een vrouw en een man. De vrouw was vroeger secretaresse van burgemeester Seselj. De man is hoofdredacteur van de lokale krant
Zemunske Novine, een blad dat lovende, bijna heilig verklarende artikelen over de burgemeester en zijn partij publiceert.

Barbalic ging naar de rechter, en die besliste dat hij zijn huis moest terugkrijgen. Maar de politie van Zemun werkt niet mee, en Barbalic woont met zijn zoontje nog steeds bij zijn oom in Belgrado. Maar bijna iedere avond zit hij in het clubhuis van de kanovereniging.
Hij heeft er, zegt hij, nooit last van gehad dat hij een Kroaat in Servië is. Zelfs in de oorlog niet. Maar daarna, toen honderdduizenden Servische vluchtelingen uit Kroatië en Bosnië naar Servië kwamen, toen werd het moeilijker. Barbalic: ‘Die mensen komen van het platteland naar de stad. Simpele mensen, ze gooien hun vuil gewoon op straat. Ze zijn agressief in het verkeer, ze maken ruzie in cafés. Ze worden misleid door politici. Voorlopig blijf ik nog hier. Maar ik ben bang, heel bang dat ze me iets aandoen.’

Vier Kroatische families uit Zemun hebben bij advocaten en mensenrechtenorganisaties gemeld dat ze uit hun huis zijn gezet. Maar veel anderen, zegt Ivan Barbalic, durven er niets van te zeggen. ‘Ik weet van zeker twintig gevallen. Ook een paar Serviërs. Zwakke mensen, die niet protesteren. In hun huis wonen nu ook leden van de Radicale Partij.’

De partij van Seselj belooft de kiezers een Groot-Servisch rijk. Heel Bosnië hoort daarbij, Macedonië, het grootste deel van Kroatië, en natuurlijk Kosovo en Montenegro die zich veel meer dan nu zullen moeten onderwerpen aan het Servisch centrale gezag – niks autonomie of een staat in een federatie. Niet alleen Servische vluchtelingen uit Kroatië en Bosnië willen dat. Veel Serviërs verlangen naar een eigen, sterke staat met alle gebieden waar eeuwenlang Serviërs woonden. Ze praten soms met nostalgisch verlangen over de tijd dat hun land een machtig koninkrijk was, in de dertiende eeuw. En ze vinden dat ze, toen Joegoslavië nog bestond, te weinig aan zichzelf hebben gedacht, terwijl Kroaten, Slovenen en moslims hun eigen belangen nastreefden. En je weet, zeggen ze dan, wat daarvan gekomen is.

Ze vertellen ook graag, met jaartallen erbij, hoe Serviërs de hele geschiedenis door slachtoffer zijn geweest. Van de Turken, de Oostenrijkers en Hongaren, de Duitsers en de Kroatische fascisten, en – na de laatste oorlog – van de internationale gemeenschap, die de Serviërs heeft vernederd, afgeknepen met sancties, en neergezet als agressor, als de grootste misdadigers van de Balkan.

Bij de laatste parlementsverkiezingen, in september, stemde bijna dertig procent van de kiezers op de partij van Seselj. ‘Wij zullen,’ zegt bestuurslid Dragomir Pavlovic van de Radicale Partij, ‘het Servische volk zijn nationale trots teruggeven.’

Een Amerikaans ‘complot’

Stevo Dragisic is lid van het partijbestuur van de radicalen, van het Servische parlement, en hij is voorzitter van de radicale fractie in de gemeenteraad van Belgrado. Zesentwintig jaar, getrouwd, drie kinderen, de vierde komt eraan – zoals de partij het graag ziet. Bruin pak, zwart haar en een bleek gezicht, met mondhoeken die hij voortdurend naar beneden trekt, van minachting. Dragisic heeft het zelfvertrouwen waarop partijleider Seselj zijn directe ondergeschikten selecteert: ze moeten willen winnen, altijd. Aan de muur van zijn kantoor hangt een reproductie van een icoon met de Servische heilige Sava en een foto van Draza Mihailovic, leider van de extreem-nationalistische Tsjetniks, die in de Tweede Wereldoorlog collaboreerde met de nazi’s.
‘Servië,’ zegt hij, ‘wordt bedreigd.’

Al jaren. Niet door Kroaten, moslims of opstandige Albanezen in Kosovo. De ware vijand is de westerse wereld onder leiding, of liever: onder druk van de Verenigde Staten. Het was, zegt Dragisic, een Amerikaans ‘complot’ waardoor de oorlog uitbrak die Joegoslavië uiteen deed vallen. De Amerikanen haalden Alia Izetbegovic, leider van de moslims, over om Bosnië onafhankelijk te maken. ‘En wat zou Nederland doen als Zeeland zich opeens ging bewapenen?’

Net toen Servië, de staat met het sterkste leger in de regio tenslotte, bezig was zijn ‘probleem’ met Kroaten en moslims op te lossen, zegt Dragisic, kwamen de Amerikanen ertussen met het Dayton-akkoord. ‘Ze arresteerden Milosevic zo’n beetje, ze lieten hem niet gaan voordat hij had getekend.’

Doel van de samenzwering? Dragisic is even stil, dan zegt hij: ‘Amerika wil absolute macht op de Balkan.’ De Amerikaanse manier om de wereld te overheersen, zegt Dragisic, is die melting pot van ze. ‘Ze hebben geen eigen cultuur en ze willen dat geen enkel land die heeft. Ze bestrijden patriottisme om overal te kunnen doordringen.’

Dat lukt ze in West-Europa. Oude tradities verdwijnen, fastfood en Baywatch komen ervoor in de plaats. Het meest belachelijke wat Dragisic ooit zag, was een Duitser die rapmuziek maakte. Hij grinnikt. ‘Als een Amerikaanse neger.’

‘Servië,’ zegt hij, ‘gaat voor niemand op de knieën.’

De komende jaren moet het land zijn tradities terugvinden, nationaal bewustzijn opbouwen, en het ‘historisch moment’ afwachten waarop Rusland opstaat en de Servische broeders komt helpen. ‘De Radicale Partij is er zeker van dat deze generatie nog een Groot-Servië zal meemaken.’

‘Serviërs zijn tolerant’

Aleksandar Joksimovic (25), student landbouw, en Miroslav Davidovic (24), student antropologie, drinken bier in een restaurant in de buurt van het hoofdkantoor van de Radicale Partij. Ze dragen gestreepte poloshirts, ze glimlachen vaak en vriendelijk. Allebei werden ze partijlid kort na het Dayton-akkoord. Dat vredesverdrag stak in hun ‘vaderlandslievend hart’. Davidovic: ‘Als de Servische regering sterk was geweest, had het Westen er nooit tussen durven komen. We hadden ons hele gebied kunnen bevrijden.’

Joksimovic: ‘Serviërs zijn tolerant, niet agressief. We verdedigen alleen wat historisch van Servië is.’ En, zeggen ze, Serviërs verdedigen zich tegen moslims en Kroaten omdat die hen ‘haten’. Joksimovic: ‘Moslims in Bosnië zijn Serviërs met een ander geloof, de
meeste Kroaten zijn katholiek geworden Serviërs. Iedere levende Serviër herinnert ze eraan hoe ze de orthodoxe kerk hebben verraden.’

Davidovic: ‘Wij hebben ons geloof uit de tijd van het Byzantijnse rijk. Wij hadden altijd onafhankelijke geestelijken, een onafhankelijke kerk. Katholieken zijn, waar ze ook wonen, ondergeschikt aan het Vaticaan, moslims aan de Arabische wereld. Dan kun je nooit je eigen kwaliteiten ontwikkelen.’ Een volk dat zijn eigen emoties en tradities kan volgen, zegt hij, ‘is origineler, intelligenter, unieker. Superieur. Zoals de Serviërs, ja.’

De studenten zijn van plan om veel kinderen te krijgen. ‘Dat is een normaal menselijk verlangen, en belangrijk voor ons land,’ zegt Miroslav Davidovic. ‘We moeten proberen de glorieuze, Servische staat uit de Middeleeuwen weer op te bouwen.’ Met een nerveuze giechel: ‘Wij zijn ook potenter dan andere volken.’

Huilen om een zigeunerjongen

Een paar weken geleden werd Dusan Jovanovic, dertien jaar, overdag op straat in Belgrado doodgeschopt door een groep skinheads. Dusan Jovanovic was zigeuner. Een paar dagen later werden een jongen en een meisje, zigeuners, mishandeld. In de stadsbus, niemand deed er iets tegen. Kort daarna sloegen zigeuners een kale man in elkaar, géén skinhead.

Op zondagmiddag, 9 november, is er een protest tegen de moord op Dusan Jovanovic, en tegen rassenhaat in Servië. Het is mooi, nog warm weer. Voorop loopt de familie met een grote foto van de jongen: een lief kind, met bolle wangen en een beetje flaporen. Daarachter ruim tweeduizend demonstranten. Een paar vertegenwoordigers van de Joodse gemeenschap, en verder: zigeuners, met bussen uit het hele land
naar Belgrado gekomen. Een etnisch homogeen protest. Bijna geen Serviër loopt mee.

Op de ulica Srpskih vladara, straat van de Servische heersers, begint een man van een jaar of zestig naar de demonstranten te schreeuwen. ‘Waarom huilen jullie om een zigeunerjongen, terwijl in de oorlog honderdduizenden van onze kinderen werden vermoord door Kroaten?’

Eind vorig jaar onderzocht het Helsinki-comité voor de mensenrechten in Belgrado hoe Serviërs denken over minderheden in hun land. Bijna veertig procent van de ondervraagden vindt dat Serviërs meer rechten horen te hebben dan niet-Serviërs. Dertig procent vindt dat het ‘probleem’ van de minderheden moet worden opgelost door emigratie ‘aan te moedigen’, acht procent vindt dat Servië etnisch moet worden gezuiverd, als het niet anders kan: met geweld. Meer dan driekwart van de ondervraagde Serviërs vindt de Albanezen, die de grote meerderheid zijn in de autonome provincie Kosovo, het gevaarlijkst voor hun land. Ruim de helft ziet ook een risico in de moslims die in Servië wonen, en bijna veertig procent is beducht voor Kroaten.

Drie maanden achter elkaar, iedere dag, organiseerden studenten en oppositie vorig jaar straatprotesten tegen president Milosevic, die de uitslag van de lokale verkiezingen ongeldig had verklaard. Uiteindelijk accepteerde Milosevic hun overwinning. Een paar maanden later viel de coalitie van oppositiepartijen uiteen, na heftige ruzies. De studentenleiders, zwaar teleurgesteld, richtten dit voorjaar hun eigen politieke partij op: de Studentski Politicki Klub. De extreem-rechtse leider Vojislav Seselj moet niets hebben van deze ‘door de CIA-geïnfiltreerde’ partij. De studenten hebben een minstens even grote afkeer van Seselj, die ze een ‘demagoog’ en ‘populist’ noemen.

Maar in hun ideeën wijken de studenten verontrustend weinig af van de radicalen. Ze praten, net als politici van Seseljs partij, over de Albanezen in Kosovo als over een volk van analfabeten dat nog in de Middeleeuwen leeft, in ‘stammen’. De studentenleiders zeggen wel dat Albanezen meer rechten en grotere zelfstandigheid moeten hebben, maar ze waarschuwen ook: dan zullen ze in Kosovo onderling gaan vechten. En er dreigt, zeggen ze, nog een gevaar: Albanezen hebben vaak gezinnen met tien tot vijftien kinderen. Over een paar decennia zullen de Serviërs minderheid in eigen land zijn.

Het naderende onheil in het Westen: ‘golven’ immigranten

Cedomir Antic (23), student geschiedenis en secretaris-generaal van de studentenpartij, zegt ernstig: ‘Zo is het Romeinse Rijk ook ten onder gegaan.’ Zijn partij wil dat het voor Serviërs aantrekkelijk wordt gemaakt om veel kinderen te hebben. ‘We móéten die bevolkingsafname keren.’ Antic ziet het naderend onheil in West-Europa: een slinkende autochtone bevolking en ‘golven’ immigranten die geen belang hebben bij het voortbestaan van de nationale cultuur van het land waar ze wonen. ‘Rome heeft, door hervormingen, de ondergang nog drie eeuwen kunnen tegenhouden. Van de eerste generatie barbaren werden grote Romeinen gemaakt.’

Maar de West-Europese landen doen niets, zegt Antic. Ze winnen aan welvaart, nog steeds, maar ze verliezen hun nationale identiteit, hun tradities, hun normen en waarden van het gezin. ‘Je ziet het probleem in Frankrijk: kinderen van ouders die allebei werken, en dan criminele benden vormen.’ De secretaris-generaal van de studentenpartij vindt dat Servië zijn ‘wortels’ moet terugvinden, in muziek, literatuur, kunst, onderwijs. ‘Er is nu bijvoorbeeld een ongezonde, niet-natuurlijke undergroundstroming ontstaan van Servische volksmuziek met Afrikaanse, Arabische en westerse invloeden.’

De studentenpartij wil, zegt Cedomir Antic, nationale symbolen, ook uit de Servisch-orthodoxe kerk, in ere herstellen. En er moeten ‘volksprogramma’s’ worden gemaakt om het Servische volk te leren over de eigen cultuur.

Nederland moet eerst excuses aanbieden

De partijleider van de Servische radicalen, Vojislav Seselj, laat weten dat hij geen interviews geeft aan Nederlandse journalisten. Vorig jaar wilde hij het VN-tribunaal
in Den Haag informeren over de betrokkenheid van Milosevic bij oorlogsmisdaden in ex-Joegoslavië. Seselj vindt dat Milosevic’ rol – ‘híj voerde het bevel in Bosnië’ – de Bosnisch-Servische leider Karadzic en generaal Mladic vrijpleit. Maar Nederland zou hem een visum hebben geweigerd. Pas als de Nederlandse regering daarvoor excuses aanbiedt, zegt hij, zal hij de Nederlandse pers misschien weer te woord staan.

Tweede man van de Radicalen is Aleksandar Vucic (27), secretaris-generaal van de partij, lid van het parlement en woordvoerder van Seselj. Een maand nadat Seselj burgemeester was geworden van Zemun, werd Vucic benoemd tot directeur van de sporthal in die stad. Begin dit jaar was in deze hal het feest dat Seselj had georganiseerd voor zijn vriend Jean-Marie Le Pen, leider van het extreem-rechtse Front National. (Die nam toen een cadeautje mee voor Seselj: een zwarte Peugeot 406.)

Vucic – bijna twee meter lang, hij is één centimeter langer, zegt hij, dan Seselj – praat aan één stuk door, monotoon en ongeïnteresseerd. Hij doet de pr voor de partijleider, en hij moet weinig hebben van journalisten. Een kwartier lang klaagt hij over die ‘zogenaamd onafhankelijke’ kranten in Servië, die iedere stupiditeit of leugen uit het Westen overschrijven en van de Radicale Partij geen enkele waarheid willen aannemen.

Vucic werd, vertelt hij, in het najaar van 1993 door Seselj ontdekt toen hij in een radioprogramma de ideologie van de Radicale Partij verdedigde. ‘Ik geef niet op, ik versla mijn tegenstander. Zo is Seselj ook.’ Seselj zette hem onmiddellijk nummer twee op de kandidatenlijst voor het parlement. ‘Wij vinden het erg belangrijk,’ zegt Vucic, ‘om jonge mensen in de partij te hebben. Die zijn ambitieuzer, energieker, en ze hebben meer vertrouwen in ideologie.’ En ze luisteren. Vucic: ‘Ik heb veel van Seselj geleerd. Het belangrijkste: dat je niemand moet vertrouwen, zelfs hem niet. Híj vertrouwt ook niemand.’

Vucic wordt – door mensen buiten de partij, want daarbinnen is respect een vereiste – ‘de kloon van Seselj’ genoemd. Veel mensen denken dat hij de volgende partijleider zal zijn. Vucic zelf is daar nog niet zo zeker van: ‘Seselj vindt me te zacht, te aardig. Hij zegt dat ik meer moet schreeuwen.’

 

Uit het programma van de Radicale Partij

 

– Boodschap aan ‘de rest van de wereld’: (…) ‘we hebben deze oorlog gevoerd omdat we in ons bestaan werden bedreigd, we zullen nooit slaven zijn, we zullen ons nooit overgeven zonder te vechten. De Serviërs zijn de belangrijkste nationale en politieke macht op de Balkan, en we zijn een natie die niet gechanteerd moet worden maar waarmee onderhandeld moet worden.’

– De Radicale Partij ziet het als een ‘morele opdracht’ om ‘gebeurtenissen uit het verleden en heden naar waarheid te presenteren op een manier die de waardigheid van de natie en de persoonlijke trots versterkt’.

– De partij zal traditionele, nationale symbolen in ere herstellen zoals de Servische vlag, het volkslied ‘Boze Pravde’ (‘O Gij, Rechtvaardige God’), de tweekoppige adelaar met de kroon van de Nemanjic-dynastie uit de Middeleeuwen.

– ‘Wij zullen de Kerk terugbrengen bij de mensen en de mensen terug bij de Kerk. De Radicale Partij zal samenwerken met de Servisch-orthodoxe Kerk om (…)
jonge mensen op te voeden in de geest van de principes van het Servisch-orthodoxe Geloof.’

– ‘Eén van de belangrijkste elementen van onze defensie, behalve goed materieel: we moeten de patriottische gevoelens van onze militairen, en van het gehele volk, koesteren en stimuleren.’

– ‘Om ons heen en ook in ons eigen land zijn er etnische groepen die een zodanige demografische expansie bedrijven, dat Serviërs een nationale minderheid zullen worden.’

– ‘Het gezin is de basis van de samenleving.’ De Radicale Partij zal alle maatregelen nemen die nodig zijn ‘om het gezinsleven te beschermen en het
geboortecijfer omhoog te brengen’.

– ‘De missie van ieder huwelijk is: kinderen grootbrengen.’

– Het belangrijkste doel van de ‘staatspropaganda’ onder Radicaal bewind zal zijn: ‘Terugkeer naar de waarachtig Servische traditie, naar waarachtig
patriottisme, en het tot stand brengen van een nationaal bewustzijn.’