Deel 6

Een stukje, waarmee de vertalers ijselijk verlegen z ijn, omdat zij er zelf de mooie rol in spelen, iets dat zij wel weten dat het hun in het geheel niet past, maar dat zij voor ditmaal niet helpen kunnen. (Vrij naar ‘De Familie Kegge’, HD en NM)

oede vertalers zijn wonderbaarlijke schepselen. Zij dienen over een gedegen kennis van de brontaal te beschikken en de doeltaal in al haar facetten even perfect te beheersen als een romancier die in die taal schrijft. Vergeleken met wat een vertaler moet doen voor zijn schamele brood heeft degene die alles verzint het heel wat gemakkelij ker. Wij schrijvers bedenken zinnen vanuit het niets, maar mijn vertalers moeten dat ‘gegeven’, dat subtiel van aard is of assonantie kent, culturele verwijzingen bevat of woordspelig is, in zijn delen ontleden en in een volstrekt andere taal weer in elkaar zetten, waarbij zo weinig mogelijk van het beoogde verloren mag gaan. Ik snap best dat een zakelijke, mededelende zin uit mijn roman als Orito...