De man bij wie ik filosofie studeerde, was een nuchter iemand. Zo nuchter als zijn naam: Theo de Boer. Wat is absolute vrijheid? vroeg hij zich eens hardop af. Is dat wanneer ik ‘s morgens opsta en niet zoals gebruikelijk mijn ontbijt opeet, op de fiets stap en naar de universiteit rijd, maar in plaats daarvan tot mijn eigen stomme verbazing op de trein naar Parijs stap? Nee, gaf hij zelf het antwoord, dat is juist absolute onvrijheid!

Met die anekdote nam De Boer het vrijheidsbegrip van existentialisten als Jean-Paul Sartre op de hak. Mensen ontwerpen hun leven niet vanuit het niets. Ze hebben een achtergrond, ze hebben ervaringen, ze hebben motieven. Op grond daarvan beslissen ze wat ze willen. Vrijheid is niet iets onverwachts doen, vrijheid is op grond van overwegingen besluiten het ene te doen en het andere te laten. Mensen manifesteren hun vrijheid door zich verschillende mogelijkheden voor te stellen, die te beoordelen en een keuze te maken.

De roman Nachttrein naar...