Roman

Deze geschiedenis begint gewelddadig, en zo eindigt hij. Als Josué Nadal, onze verteller met de grote neus, belaagd wordt door pestkoppen en uithaalt naar de dichtstbijzijnde, ziet hij zich onverwacht gesteund door een onbekende. Jericó blijkt hij te heten, hij redt Josué, en dat is het begin van een levenslange vriendschap tussen twee gelijkgestemden, lezers van Augustinus en Nietzsche, studenten van Machiavelli en Malaparte, jonge intellectuelen, ambitieuze adolescenten.

Als die beschrijving een eenvoudige coming-of-age suggereert, dan wordt die gedachte al snel tenietgedaan door de zich opdringende grote verscheidenheid van verhaallijnen en vertelstemmen, de complexe intriges en de toestand van de verteller: zevenentwintig, romploos, ‘verdwaald als een kokosnoot op het strand langs de Stille Oceaan aan de Mexicaanse kust van Guerrero’. Zijn hoofd is afgeslagen met een machete. Daarmee is De wil en het lot, de nieuwste roman van Cervantes-prijswinnaar en oud-diplomaat...