Poëzie

Marjolijn van Heemstra (1981), debutante in de dichtkunst, heeft haar pr prima voor elkaar: astronaut André Kuipers die een gedicht van haar meeneemt de ruimte in, bekende Nederlanders die gedichten van haar voordragen op YouTube, kom er maar om. Toch is dit geen dichteres van uiterlijk vertoon, integendeel. Haar bundel Als Mozes had doorgevraagd straalt iets warm-menselijks, iets empathisch uit, eigenschappen die je in de jongste poëzie niet vaak aantreft.

In het gedicht ‘Nazomervrienden’ lees ik: er was veel onverbreekbaar. Veel te omhelzen. / Bijvoorbeeld en vooral elkaar. Dat gevoel doorstroomt veel van haar gedichten; alles lijkt haar even dierbaar: het schoolklasje dat als één geheel op het schoolplein loopt te gillen, het gezelschap dat een cruiseschip uitzwaait, oudjes die elkaar in een bejaardentehuis doof toeschreeuwen.

Maar ook in de gedichten over een scheiding hoor je haar hartstocht voor mensen, in de vorm van ingehouden woede en frustratie dat het niet...