Kunst / Cees Nooteboom

De beschouwer is altijd de mindere van het beeldende kunstwerk. Wat geen taal is, naar zijn aard geen taal wil zijn, moet hij omzetten in taal. Hij lijkt daarbij op de cartografen van de schrijver Jorge Luis Borges die de wereld één op één in hun kaarten wilden weergeven: een tot mislukken gedoemde taak. De rechtlijnigheid van de taal staat op vijandige voet met de gelijktijdigheid van alles wat het kunstwerk bepaalt: het materiaalgebruik, de kleuren, de beelden, zijn geschiedenis en de betekenissen die daartussen ontstaan. Die onmogelijke opgave verklaart misschien de vaak gespannen, kort aangebonden omgang van de beschouwer met het kunstwerk: tijdens het schrijven ontglipt het hem en dat wil hij zich niet laten gebeuren.

Ook zit in de beschrijving van het kunstwerk in essentie een gewelddadig element. De taal forceert zich een toegang, zij slaat een bres in het werk en begint van daaruit haar gestage bezetting. Haar aanwezigheid verandert het werk en...