Yasser en Aya, twintigers uit Damascus, wilden weg uit Syrië. De reis zou ze acht maanden en meer dan vijftienduizend euro kosten.

De boot schommelt woest heen en weer op de golven. Al uren is er niets anders te zien dan donker water. Yasser kijkt op zijn telefoon hoe laat het is. Drie uur ’s nachts. Ze zijn al meer dan een etmaal op zee. Hij trekt zijn vrouw Aya tegen zich aan en schijnt met het fel oplichtende telefoonscherm haar kant op om de tijd te laten zien. Klappertandend vraagt ze hoe lang het nog duurt en waarom in hemelsnaam de motor is uitgezet. Yasser fluistert dat hij het ook niet weet, maar dat ze vast snel zullen worden opgepikt door de Italiaanse kustwacht.

Om hen heen klinkt geprevel van gebeden. Al een paar keer heeft hij geprobeerd te tellen hoeveel mensen er aan boord zijn, maar hij raakt steeds de tel kwijt als iemand boos zijn blik vangt en hij zijn ogen moet afwenden. Hij schat dat er zeker tweehonderdvijftig mensen aan boord zijn. Samen met zes andere...