06-10-2007
Grijs

‘K zag twee beren, / Broodjes smeren . / O wat was ’t een wonder! / ’t Was een wonder boven wonder, / Dat die beren smeren konden. / Hi, hi, hi! Ha, ha, ha! / ’k Stond er bij en ik keek er na.’
Heeft u deze regels kunnen lezen zonder dat in uw hoofd een melodie, een ritme, een onbedwingbaar verlangen om te gaan zingen, naar boven kwam? De auteur van dit bekendste vers uit de Nederlandse kinderkunst is onbekend, maar haar tekst gaat nóóit verloren en heeft nu al Ouwe Taaie Juppiejuppiejee overleefd.

Waarom beren? Waarom broodjes smeren? Wat was het wonder? Wie stond erbij en keek naar die beren en waarom lachte zij?

De enige juiste vraag is: waarom twéé beren? Goed, het werkwoord smeren vraagt om meer dan één beer, maar het hadden er toch ook drie of zeven kunnen zijn? Het antwoord op deze vraag verraste mij.

Welk woord komt in de deze week verschenen Nederlandse kinderpoëzie in 1000 en enige gedichten het meeste voor? ‘Dood’, ‘nacht’,...