Twee dagen, veel langer duurt de inburgeringscursus niet die toeristen nodig hebben

Het is belachelijk en ontroerend tegelijk. Belachelijk, want die mensen zijn net gearriveerd, en hoe durven ze zich een omgeving toe te eigenen die ze nauwelijks kennen. Maar ontroerend is het ook. Ik bedoel dit: er zitten twee vakantiegangers op een terrasje, en één van hen kan nu rustig zeggen: ‘Blijf jij maar, ik ga alvast naar huis.’ ‘Huis’: bedoeld wordt het hotel of strandappartementje waar ze heel kort geleden hun intrek hebben genomen na een flink vertraagde vlucht. Twee dagen geleden kwamen ze hier aan, en aanvankelijk leek het allemaal unheimisch. De busrit van het vliegveld naar hun tijdelijke verblijf duurde eindeloos. Geharrewar aan de balie, als blinde mollen kropen ze hun kamer binnen. En hoor ze nu: ‘Ik ga alvast naar huis.’ Wat een adaptatievermogen. Alsof ze nooit anders hebben gekend. Kijk, daar kunnen migranten en asielzoekers die zich zo nodig in Nederland willen vestigen een voorbeeld aan nemen. Twee dagen, veel langer duurt de inburgeringscursus niet die toeristen nodig hebben. En dat is inclusief het mondje Portugees – ‘Waar kan ik mijn pruik in de rollers laten zetten?’ – dat ze tegen die tijd ook onder de knie hebben. Het valt hooguit een beetje tegen dat deze modelverhuizers bijna reikhalzend op de bus staan te wachten die ze weer naar het vliegveld brengt. Ze leken zo moeiteloos op te gaan in hun nieuwe omgeving. En al die tijd bleek het onderpand van hun fantastische kameleongedrag hun retourticket te zijn. Het kleine, sociologische wonder, zoals boven beschreven, met inbegrip van de anticlimax, vindt op dit moment duizenden en duizenden keren plaats, in alle bekende vakantiebestemmingen.

Gerelateerd