Rondgang / Het Israël-gevoel van een jonge generatie

k ben geboren in de jaren vijftig, dochter van een Joodse moeder en een niet-Joodse vader. In ons gezin betekende Jodendom vooral de oorlog, het was verdriet en boterkoek. Mijn moeder was niet zionistisch, maar als je aan Israël kwam, dan kwam je aan haar. Pas toen ze zestig was, ging ze ernaar toe, het leek haar niets, al die Joden bij elkaar. Toen mijn broer en ik haar toch op sleeptouw namen, werd het een bijzondere week. Jodendom zonder oorlogsherinneringen.

De verwachtingen over Israël waren toen nog hooggespannen. Natuurlijk moest het probleem met de Palestijnen worden opgelost, maar er was hoop. Er was toekomst. Zelf was ik vooral een kop-in-’t-zand-type, volgde het nieuws niet op de voet, wilde het uit een gevoel van machteloosheid niet allemaal weten. Ik herinner me dat ik werd aangesproken op het bloedbad in Sabra en Shatila, in 1982. Een collega was erheen gereisd, hij eiste dat ik naar zijn gruwelijke foto’s...