Zondag 24 mei 2009

We zitten aan de eettafel en ik heb er net aan gevoeld. Aan die rare knobbel in de hals van mijn zus Sandra. Ze kijkt me aan, ik zie de paniek in haar ogen. Ik probeer haar gerust te stellen, mezelf gerust te stellen, maar het lukt niet. Ze moet huilen. ‘Dit is niet goed, Kool,’ zegt ze, ‘dit is niet goed.’ En dan: ‘Ga jij maar naar de meisjes in het zwembad, ik ga eens bellen of er iemand met me wil varen.’

Zoals altijd doen we waar we goed in zijn: we steken de kop ferm in het zand. We hadden net zo goed Struisvogel kunnen heten, in plaats van Koolmees.

Woensdag 27 mei, 9.45, OLVG

De oncoloog windt er geen doekjes om: de borstkanker is uitgezaaid, de prognose is een paar maanden. Wezenloos kijken we hem aan; hij pakt geroutineerd een doos tissues die we voor de vorm maar aannemen. Maar we huilen niet. ‘Sorry Kool,’ zegt mijn zus, ‘sorry.’ Hoeveel is een paar maanden? Is dat twee (wat een paar toch eigenlijk betekent) of is dat meer? Het is nu mei, haalt ze de...