Dit is moeilijk. Zo’n klein stukje, en dan zo’n grote moraal. Ik hoor het u denken. Ik hoor het mezelf denken. Ik mag onder vrienden graag de megalomane verwachtingen van de ’68-generatie hekelen, door in een willekeurige conversatie ineens peinzend op te merken: ‘Maar mensen, wat doen we nu met China?’

Wij giechelen dan even.

Maar nu is dan toch de vraag: ‘Wat doen we met Birma?’ en er valt niet veel te lachen.
Even over het principe. Wij kennen zoiets als de Kinderbescherming, en zonder nu te willen oordelen over het functioneren van die organisatie, zijn we het erover eens dat ouders wel kinderen kunnen hebben, maar dat die kinderen nooit hun bezit worden, zoals dat wel het geval is bij een auto of een piano. We hebben dus afgesproken dat vaders en moeders die hun kinderen uithongeren of voortdurend slaag geven, hun macht kunnen verliezen. Het ouderlijke gezag wordt afgebakend door de ouderlijke plicht tot bescherming.

Nee, ik wil niet suggereren dat de Birmezen kinderen zijn,...